Dodelijk verwonderd : De ervaring van het sublieme in Zwerm van Peter Verhelst
Summary
De hoofdvraag van deze scriptie luidt: welke elementen van het sublieme zijn terug te vinden in de
roman Zwerm van Peter Verhelst? Om een antwoord te vinden op deze vraag, heb ik in hoofdstuk
twee de filosofische theorieën van Edmund Burke, Immanuel Kant en Jean-François Lyotard over het
sublieme bestudeerd. Vervolgens heb ik in hoofdstuk drie aan de hand van het begrip ‘dechiffrering’
van Bart Vervaeck de vertaalslag gemaakt naar het sublieme. Hoofdstuk vier beslaat mijn analyse
waarin ik aantoon hoe deze dechiffrering te zien is in de roman. In de interpretatie duid ik de
gegevens uit de analyse. In hoofdstuk vijf sluit ik af met een besluit, waarin ik een antwoord geef op
de hoofdvraag.
Edmund Burke is van grote invloed geweest op het debat over het schone en het sublieme.
De definitie die Burke (2004: p92) aan het sublieme geeft, is: ‘Alle dingen die, op welke manier dan
ook, gedachten aan pijn en gevaar kunnen wekken, met andere woorden, alle dingen die op de een
of andere manier angstaanjagend zijn, of verband houden met iets verschrikkelijks, of een
vergelijkbare uitwerking hebben als angst en afschuw, zijn een bron van het sublieme’. Immanuel Kant,
een tijdgenoot van Burke, verbond het verhevene met het oneindige (tegenover het schone als
verbonden met het eindige). In zijn definitie is het verhevene: ‘datgene, in vergelijking waarmee al het
andere klein is’ (Kant 2009: p142). Het gevoel van lust in de ervaring van het sublieme bij Kant
ontstaat doordat de rede uiteindelijk wint van de natuur. Oneindigheid kunnen we immers wel
denken, ook al kunnen we ons er geen voorstelling van maken. Het verhevene bij Lyotard is
wanneer het verbeeldingsvermogen er niet in slaagt zelfs maar in principe een voorwerp te
presenteren dat kan overeenstemmen met een begrip. Het gevoel van lust ontstaat door de
ontdekking van de affiniteit in deze disharmonie (Lyotard 1992: p73). Het gevoel van verheffing in de
ervaring van het sublieme bij Kant ontbreekt in de definitie van Lyotard over het sublieme. Kiene
Brillenburg Wurth (2002: p333) legt uit dat het sublieme bij Lyotard verstrikt blijft in haar eigen
interne dualiteit: ‘Lust en onlust zijn hier niet binair tegenover elkaar gedacht als twee onafhankelijke
‘principes’, maar als schijnbaar conflicterende intensiteiten die altijd in elkaar zijn ingeschreven. Juist
door deze verstrengeling kan een overgang van de een naar de ander, een oplossing van de een in de
ander, niet worden gearticuleerd in een gevoeld moment van verheffing of ontlading’.
Aan de hand van de motievenstructuur in Zwerm en de dechiffrering van de beelden laat ik
zien welke elementen van het sublieme in deze postmoderne roman aanwezig zijn. Aan de hand van
de theorie van Bart Vervaeck over postmodernisme laat ik in hoofdstuk drie zien dat Zwerm als
exemplarisch beschouwd kan worden voor postmodern proza. De volgende kenmerken van
postmodern proza zijn ook in de roman te herkennen: er komen vele beelden op je af, de principes
en technieken van de fictie zijn te herkennen en heden en verleden zijn met elkaar vervlochten. Ik leg
uit aan de hand van de definities van concrete motieven (motieven die we kunnen onderscheiden op
het concrete verhaal- of tekstniveau) en abstracte motieven (die verbinden naar het oordeel van de
lezer verschillende verhaalmotieven met elkaar) dat dit onderscheid in een postmoderne roman
moeilijk te maken is. Concrete en abstracte motieven wisselen elkaar in Zwerm voortdurend af. De
beelden wisselen elkaar voortdurend af. Het gevolg van dit overdadige gebruik van kernbeelden is,
dat ze hun vaste vorm verliezen en uiteindelijk volledig vervluchtigen. Dat is wat Vervaeck verstaat
onder ‘dechiffrering’.
In de analyse laat ik zien hoe de motieven in Zwerm van verschillende betekenissen worden
voorzien. Ik maak daarbij een analyse van de motieven die het meeste in de roman voorkomen:
zwerm, dingen, incorporatie, virus en apocalyps. Het verband tussen deze motieven is dat de
‘zwerm’ en de ‘dingen’ door de personages als een virus worden geïncorporeerd. Het verhaal
stevent af op een naderend, apocalyptisch einde. Ik sta in hoofdstuk vier ook nog kort stil bij de vele
metabeschouwingen die in de roman naar voren komen. Zij geven mede richting aan de
interpretatie, die daarna volgt. Bij de interpretatie van de analyse laat ik zien dat het sublieme niet
alleen schuilt in dechiffrering van de beelden. Het sublieme komt ook als transcendente ervaring naar
voren in de roman. Het virus wordt metafysisch op het moment dat de mens zelf het virus wordt.
Het sublieme is de fysieke ervaring van de zwerm ‘in je’. De roman als geheel zou je ook als sublieme
ervaring kunnen beschouwen. Aan het begin ontstaat de glinstering, ‘het openbreken’, waarna alles
kan gebeuren. Het is de ervaring van het sublieme als gebeurtenis in de definitie van Lyotard. Het
sublieme kan in Zwerm ook ervaren worden in het motief van de oneindigheid en de herhaling, in de
oneindige deelbaarheid van materie bijvoorbeeld. Het motief van de druppels waaruit druppels
ontstaan waaruit druppels ontstaan. Wanneer we nadenken over de kleinste materie is deze niet
meer te onderscheiden van de uitgestrektheid zelf. Het sublieme ontstaat door het besef dat we
oneindigheid wel kunnen denken, ook al kunnen we ons er geen voorstelling van maken. Ook in het
trauma schuilt de sublieme ervaring, door de herhaling van herinneringen. De eenentwintigste eeuw
wordt als trauma gezien met gebeurtenissen als 11 september en de angst voor terrorisme. Dit
hangt samen met het technologisch sublieme waarbij de angst ontstaat voor datgene dat de mens zelf
creëerde. Het gevoel van ‘big brother is watching you’ gaat hiermee gepaard. Je bent nooit alleen. Er
is altijd de aanwezigheid van de zwerm en de dingen om je heen. Als laatste heb ik laten zien dat
muziek een bron van het sublieme kan zijn. Zoals het sublieme je overmant, zo kan muziek dat ook
met je doen. Het is een totale ervaring, iets dat je overneemt, waarbuiten niets meer is. Kortom:
Zwerm is bij uitstek een roman om elementen van het sublieme in al zijn verscheidenheid te ervaren.