Een onderzoek naar het connectief gebruik bij simultaan tweetalige en eentalige kinderen.
Summary
In dit onderzoek wordt er gekeken naar de verwerving van connectieven bij tweetalige
kinderen. Connectieven zijn woorden die samenhang aanbrengen in een tekst, zoals “en” en
“omdat”. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er verschillen zijn tussen het connectief
gebruik van successief tweetalige kinderen en eentalige kinderen. Er is echter weinig
onderzoek verricht hoe dit bij simultaan tweetalige kinderen zit. Uit onderzoek van Natoewal
(2011) naar één simultaan tweetalig kind in vergelijking met twee eentalige kinderen, kwam
naar voren dat het tweetalige kind geen achterstand had op de eentalige kinderen. Om dit
onderzoek te kunnen uitbreiden, is er in dit onderzoek gekeken naar 39 simultaan tweetalige
kinderen, waarvan de helft 3 jaar en de andere helft 5 jaar. De controlegroep waren 42
eentalige kinderen. De kinderen moesten allemaal aan de hand van 6 plaatjes vertellen wat
er in het verhaaltje gebeurde. Deze gesprekken werden opgenomen en vervolgens
getranscribeerd in CHILDES. De onderzoeksvraag in dit onderzoek luidde als volgt: Hoe
verschilt de ontwikkeling tussen eentalige en simultaan tweetalige kinderen van 3 en 5 jaar
wat betreft het gebruik van connectieven? Uit de resultaten bleek dat simultaan tweetalige
kinderen en eentalige kinderen hetzelfde aantal connectieven gebruikten en ook even veel
verschillende connectieven. Simultaan tweetalige kinderen gebruikten echter meer
complexere connectieven dan eentalige kinderen, zoals adversatieve (maar) en causale (dus,
want, omdat) connectieven. Dat simultaan tweetalige kinderen zo veel adversatieve
connectieven gebruiken, kan komen door het Russisch, waarin kinderen eerder in aanraking
komen met een versie van “maar”. Een verklaring voor het gebruik van de causale
connectieven kan liggen in de theorie van Evers-Vermeul & Jansen (2009) dat positieve
connectieven voor negatieve connectieven verworven worden, en causale connectieven
voor additieve connectieven. Uit het “Competition Model” komt voort dat door interferentie
simultaan tweetalige kinderen bepaalde structuren eerder in de ene taal krijgen, zodat zij
deze structuren ook sneller toepassen in de andere taal. Omdat er in dit onderzoek alleen
naar 3 jarige en 5 jarige kinderen is gekeken, moet er meer onderzoek gedaan worden naar
meerdere leeftijdscategorieën. Zo kunnen er gerichter uitspraken gedaan worden over de
ontwikkeling van het connectief gebruik van simultaan tweetalige kinderen.