Huisarts 2.0? Een onderzoek naar de betekenis die huisartsen geven aan de rol van Internet in de Nederlandse huisartsenpraktijk
Summary
De komst van Internet heeft invloed op de praktijkvoering van de huisartsen in Nederland. Aan de ene
kant is de gestegen toegankelijkheid van informatie een oorzaak van de mondigere burger. Aan de
andere kant biedt het Internet mogelijkheid om toepassingen te ontwikkelen die de huisartsenzorg naar
patiënten toe verandert.
In dit onderzoek stelde ik mij de vraag hoe huisartsen betekenis gaven aan deze ontwikkeling en of er
een verschil te vinden was in de betekenisgeving van ervaren huisartsen en huisartsen in opleiding. Dit
onderscheid heb ik gemaakt, omdat het aannemelijk is dat huisartsen in opleiding, die behoren tot de
net-generatie anders tegen de invloed van Internet in de huisartsen aankijken dan ervaren huisartsen.
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik een narratieve bril opgezet. Verhalen worden gezien als
transportmiddel van betekenisgeving en het bestuderen ervan is dus een goede manier om de
betekenisgeving bloot te leggen.
Voordat ik het empirische onderzoek kon beginnen heb ik een vooronderzoek gedaan waarin twee
vragen aan de hand van wetenschappelijke literatuur zijn beantwoord. Eerst heb ik bekeken wat de
context van de Nederlandse huisartsensector is, door te kijken naar ontwikkelingen in de samenleving,
ontwikkelingen in de zorg, en de integratie van Internet in de huisartsenpraktijk. Hierbij werd duidelijk
dat deze ontwikkelingen hebben geleid tot veranderingen in de huisarts-patiëntrelatie. Aan de hand
van de typologie van Roter zijn verschillende manieren weergegeven waarop de relatie kan
vormgegeven zijn. Volgens haar hebben de veranderingen ertoe geleid dat de relatie van
paternalistisch langzaam veranderd naar een relatie die vormgegeven is volgens het consumerisme. De
relatie wordt gelijkwaardiger en de macht van de huisarts vermindert. Aan de hand van deze kennis
heb ik een hulpvragenlijst gemaakt die gebruikt is tijdens de interviews.
Het tweede deel van het vooronderzoek bestond uit een literatuuronderzoek naar processen van
betekenisgeving en de rol die verhalen daarin spelen. Mensen geven betekenis aan de wereld en
construeren op deze manier hun eigen werkelijkheid. In verhalen zit de betekenisgeving van mensen
opgesloten. Door verhalen te verzamelen en deze te analyseren is het mogelijk om de betekenis van
mensen bloot te leggen. Binnen verhalen zijn verschillende verhaallijnen te ontdekken die lopen langs
een bepaald thema. Verhaallijnen zijn te herkennen aan het woordgebruik en de inzet van argumenten.
Binnen de verhaallijnen is het mogelijk om argumentatiestrategieën te herkennen die onderscheidden
zijn door Hirschman, om de attitude van mensen tegenover een thema of ontwikkeling hebben.
Aan de hand van deze kennis heb ik een analysekader gebouwd, van waaruit ik de individuele
verhalen van de huisartsen ben gaan analyseren.
Huisarts 2.0? 7
Het empirische deel van mijn onderzoek bestond uit het interviewen van vier huisartsen en vier
huisartsen in opleiding. Deze individuele verhalen vormde de data die ik ben gaan analyseren. Dit
gebeurde op verschillende manieren. Eerst ben ik op zoek gegaan naar de verhaallijnen die in de
verhalen opgesloten zaten. Vervolgens heb ik gekeken welke argumentatiestrategieën in deze verhalen
te ontdekken waren. Bij beide heb ik gelet op het taalgebruik van de huisartsen en het gebruik van
symbolen die de verhaallijnen kenmerkte en gebruikt werden om de argumenten kracht bij te zetten.
Uit de analyse bleek dat huisartsen verschillend betekenis geven aan de invloed van Internet op de
huisartsenpraktijk. Deze verschillen worden duidelijk in de twee verhalen die zijn geconstrueerd.
Binnen het zorginhoudelijke verhaal wordt pessimistischer gesproken over de ontwikkelingen, omdat
dit de positie van de huisarts in de relatie met de patiënt kan verslechteren. Echter worden een aantal
ontwikkelingen positief beleefd, omdat dit de positie van de huisarts versterkt of omdat het een
kwaliteitsverbetering van de zorg oplevert.
Binnen het commerciële verhaal wordt juist positiever gesproken over de ontwikkelingen, omdat het
de positie van de patiënt kan versterken en omdat hij meer mogelijkheden heeft om de patiënt objectief
te informeren.
Tevens zien zij de ontwikkelingen ook als kans om de zorg meer efficiënt vorm te geven. Daarom zijn
zij zelf actiever in het doen van investeringen of het innoveren in de zorg door middel van Ehealthtoepassingen.
Zij geven echter ook aan dat de ontwikkelingen de relatie in essentie niet zal
veranderen, maar dat het gezien kan worden als een extra stuk dienstverlening voor de groep mensen
die hier in is geïnteresseerd.
Uit de verhalen was geen significant verschil te herkennen tussen de betekenisgeving van huisartsen
en huisartsen in opleiding. Binnen mijn resultaten hadden huisartsen in opleiding vaker
zorginhoudelijke argumentlijnen en stonden zij negatiever tegenover de komst van Ehealthtoepassingen.
Een verklaring hiervoor is dat zij nog niet een langdurige relatie hebben kunnen
opbouwen met de patiënt en de ervaring missen om zeker te zijn van de kwaliteit die zij leveren. De
ervaren huisartsen hebben dit wel. Die basis kan nodig zijn om na te denken over innovaties om actief
te kwaliteit te verbeteren.