Sociale veiligheid: harde eis of zachte vraag?
Summary
In de laatste jaren komen berichten over grensoverschrijdend gedrag in de sport steeds vaker
in de media. Uit onderzoek van het Mulier Instituut (2021) blijkt dat sportverenigingen
desondanks (nog) onvoldoende maatregelen treffen om sociale veiligheid binnen hun
vereniging te waarborgen. Dit is ondanks inspanningen vanuit nationale en lokale overheden,
die al sinds 1991 bezig zijn met het veiligheid binnen de sport (Steenbergen et al., 2018). Voor
gemeenten is dit aanleiding om het thema sociale veiligheid bij de lokale sportclubs onder de
aandacht te brengen. Deze lokale sportclubs kennen echter relatieve autonomie, en voeren
niet per definitie overheidsbeleid uit (van Bottenburg, 2007). Om inzicht te geven in de
dynamiek die in dit beleidsprobleem speelt, staat het theoretische concept ‘beleidsvertaling’
(Skille, 2008) centraal. De theorie over beleidsvertaling beschrijft dat het implementeren van
beleid gepaard gaat met een proces van vertaling, waarbij ontvangers beleid actief
interpreteren en toepassen op hun eigen situatie (Skille, 2008). De volgende onderzoeksvraag
staat centraal binnen dit onderzoek: Hoe wordt gemeentelijk sportbeleid op het gebied van
sociale veiligheid vertaald door lokale sportclubs?
Om deze vraag te beantwoorden, wordt binnen dit onderzoek ingezoomd op de gemeente
Amsterdam en gemeente Utrecht. Binnen deze gemeenten is aan de hand van interviews met
beleidsmedewerkers van beide gemeenten en een oud-medewerker van SportUtrecht in kaart
gebracht hoe het beleidsontwerp op het gebied van sociale veiligheid in beide gemeenten eruit
ziet. Vervolgens is in beide gemeenten met een vijftal sportclubs gesproken over het thema
sociale veiligheid, om te onderzoek hoe sportclubs het beleid van hun gemeente in de praktijk
vertalen.
Uit de resultaten blijkt dat het beleid van de gemeente Amsterdam wordt gekenmerkt door
sanctionering, met het opleggen van basiseisen aan sportclubs, waar het beleid van de
gemeente Utrecht gekenmerkt wordt door de ondersteuning van sportclubs om met dit thema
aan de slag te gaan. Geconcludeerd wordt dat deze verschillen in het beleidsontwerp van beide
gemeenten, leiden tot verschillen tussen de beleidsvertaling door lokale sportclubs in beide
gemeenten. Waar het beleidsontwerp van de gemeente Amsterdam dwingender van karakter
is, leidt dit tot nauwere beleidsvertaling door sportclubs, waarbij de beleidsideeën van de
gemeente Amsterdam in hoge mate worden gekopieerd, wat leidt tot een uniforme uitkomst
binnen de gesproken sportclubs. Het beleidsontwerp van de gemeente Utrecht is flexibeler van
aard, wat leidt tot ruimere beleidsvertaling door sportclubs, waarbij beleidsideeën meer worden
aangepast aan de situatie van de individuele sportclub, wat leidt tot meer uiteenlopende
uitkomsten tussen de sportclubs. Gesteld wordt dat beide beleidsontwerpen voordelen en
nadelen kennen, waarbij het zoeken naar ‘lokale universaliteit’ (Sausman, Oborn & Barrett,
2016) belangrijk lijkt om het thema sociale veiligheid binnen sportclubs verder te brengen.