Een sneeuwvlok is (als) een relatie: effecten van (a)symmetrie en vorm op metafoorverwerking
Summary
Met een metafoor kunnen we een concept beschrijven in termen van een ander concept. Zo beschrijven we in de metafoor ‘een relatie is een sneeuwvlok’ het concept relatie in termen van het concept sneeuwvlok. Wat we niet doen, is sneeuwvlok beschrijven in termen van een relatie. Er is
daarom een richting of asymmetrie te zien in de betekenisrelatie tussen de twee concepten die we metaforisch met elkaar willen verbinden. Maar welke factoren bepalen de richting van deze betekenisrelatie, en wat houdt verandering van deze relatie in voor verwerking van de metafoor? In een breed experimenteel onderzoek probeer ik deze vragen te beantwoorden. Ik bouw voort op o.a. Shen en Porat (2017), die stellen dat de grammaticale structuur in een metafoor asymmetrisch is. Deze asymmetrische structuur forceert een asymmetrische richting in betekenisrelatie tussen twee concepten, doordat deze concepten verschillende thematische rollen moeten vervullen in de zinsstructuur. Concepten kunnen daarnaast abstracter (i.e. relatie) of concreter (i.e. sneeuwvlok) zijn. Hierdoor ontstaat tussen concepten een asymmetrie (i.e. relatie – sneeuwvlok) of symmetrie (pen – zwaard). Deze conceptuele (a)symmetrie kan wel of niet aansluiten op de asymmetrie die in de zinsstructuur aanwezig is. Ook kunnen twee concepten in een categorievorm (i.e. ‘een pen is een zwaard’) of analogievorm (i.e. ‘een pen is als een zwaard’) staan. Uit eerder onderzoek is gebleken dat metafoorvorm de richting van de betekenisrelatie meer of minder kan beperken (i.e. asymmetrischer of symmetrischer kan maken). In een experiment toets ik of de betekenisrelatie inderdaad sterk een richting oploopt, en ik kijk hoe conceptuele (a)symmetrie en metafoorvorm deze richting kunnen beïnvloeden. Ik gebruik meerdere offline en online meetmethodes om verschillende aspecten van metafoorverwerking te meten. Uit de resultaten van het experiment blijkt dat als twee concepten wisselen van thematische rol, de betekenisrelatie verandert en de metafoor moeilijker verwerkt wordt. Daarnaast speelt conceptuele asymmetrie (i.e. concreetheid) vooral een rol bij de figuurlijkheid van een metafoor, terwijl metafoorvorm voornamelijk het verwerkingsgemak van een metafoor beïnvloedt. Dit experiment is een Nederlandse aanvulling op eerder onderzoek naar metafoorverwerking. Met de uitkomsten weten we meer over de complexiteit van metaforisch taalgebruik. Ook laat het experiment zien dat het belangrijk is om verschillende meetmethodes te gebruiken als we metaforen en verwerking daarvan adequaat willen bestuderen.