Tussen vinding en conventie. Een onderzoek naar de artistieke praktijk van Jan Stolker (1724-1785) en het achttiende-eeuwse concept van originaliteit
Summary
Doorheen de tijd zijn Jan Stolkers (1724-1785) kopieën en imitaties op verschillende manieren benaderd door kunsthistorici. In de eerste helft van de twintigste eeuw heeft de nadruk op originaliteit onder modernistische kunsthistorici bijgedragen aan een negatief oordeel over Stolker en zijn kopiërende werkwijze. Zijn toepassing van kopieermethoden werd in de vroegmoderne tijd echter nog beschouwd als een onderdeel van het artistieke proces.
Deze masterscriptie onderzoekt hoe de artistieke praktijk van Stolker zich verhoudt tot het achttiende-eeuwse concept van originaliteit. Hierbij is het verloop van het kunsthistorische debat over originaliteit en aanverwante begrippen als uitgangspunt genomen. Er blijken veel verschillende gradaties te zijn in de manier waarop een kopie of imitatie zich tot het origineel verhoudt. Deze variatie is ook terug te zien in de drie casestudies die gewijd zijn aan de thema’s die door Stolker het meest intensief nagevolgd zijn. In zijn historiserende portretten heeft Stolker bestaande portretten nagebootst in een zelfbedachte compositie, terwijl hij in zijn werken naar zeventiende-eeuwse meesters de voorstellingen in hun geheel heeft overgenomen. Zijn werk naar Jacob de Wit (1695-1754) toont weer het hergebruik van losse motieven.
Als drijfveren voor de populariteit van kopieën en imitaties in de achttiende eeuw zijn in recente kunsthistorische onderzoeken een groeiend nationaal besef en de smaak van kunstverzamelaars aangedragen. In deze scriptie is voortgebouwd op het vermoeden dat Stolker als onderdeel van deze verzamelcultuur met zijn imitaties actief uitdrukking gaf aan zijn eigen historische belangstelling en geleerdheid. De door hem toegepaste kopieertechnieken in zijn tekeningen geven inzicht in zijn creatieve ontwerpproces. Een unieke collectie lijntekeningen van Stolker uit Museum Boijmans Van Beuningen toont de sporen van deze technische toepassing en vormt de rode draad in de casestudies. Om een zo volledig mogelijk beeld van Stolkers artistieke proces te reconstrueren, is gepoogd om deze tekeningen te koppelen aan de bijbehorende originelen en aan Stolkers uitgewerkte varianten.
Naast dat het onderzoek inzichten levert in de artistieke maatstaven en gangbare atelierpraktijken van de achttiende eeuw, draagt het bij aan een nieuwe manier van kijken naar de meermaals als ‘kopiist’ afgewimpelde Stolker. Vervolgonderzoek naar vergelijkbare kunstuitingen en artistieke werkprocessen uit dezelfde periode kan dit aanvullen.