De positionering van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond in haar institutionele omgeving.
Summary
Achtergrond NOC*NSF stelt in de Sportagenda 2017+ dat sportverenigingen zich moeten ‘openstellen’ om maatschappelijke activiteiten op te zetten (NOC*NSF, 2016). Daarmee lijkt het in zee te gaan met het sportbeleid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om ‘sport als middel’ in te zetten om maatschappelijke doelen te realiseren. Deze opvatting sluit niet aan op de bestaande wetenschappelijke literatuur dat de dominante kernwaarde binnen sportvereniging de ‘competitiviteit’ is (Skille, 2011). De vraag is of er een beleidskloof is tussen de opvattingen van NOC*NSF en de uitgangspunten van korfbalverenigingen. Daarbij wordt onderzocht hoe het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) zich hierin positioneert om in te spelen op de taakopvattingen van NOC*NSF en de korfbalverenigingen. De hoofdvraag in dit onderzoek luidt:
Hoe positioneert het KNKV zich bij het opstellen van haar beleid over de maatschappelijke rol van sportverenigingen en hoe verhoudt dit zich tot haar relatie met NOC*NSF en de korfbalverenigingen?
Methode In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode. In totaal zijn acht verenigingsbestuurders en acht sportbeleidsmakers geïnterviewd. Samen met een observatiemethode en literatuuronderzoek is inzicht verkregen in de ervaringen van verenigingsbestuurders en sportbeleidsmakers over hoe sportverenigingen hun maatschappelijke rol kunnen invullen. Dit onderzoek kan gezien worden als een ‘case-to-case transfer’. Dit houdt in dat het KNKV en de korfbalverenigingen zijn gebruikt om ook uitspraken te kunnen doen over sportbonden en sportverenigingen in vergelijkbare situaties.
Resultaten In dit onderzoek wordt een beleidskloof aangetoond tussen de opvattingen van NOC*NSF en de uitgangspunten van bestuurders van korfbalverenigingen. Hoewel ze beiden inzetten op het verhogen van de sportparticipatie, zijn er verschillende meningen en ideeën over hoe de sportvereniging maatschappelijk waardevol kan zijn. NOC*NSF ziet ‘sport als middel’ om maatschappelijke doelen te realiseren, terwijl de verenigingsbestuurders ‘sport als doel’ op zich al als maatschappelijk waardevol zien. Het KNKV bevindt zich in de beleidskloof en stelt dat korfbal per definitie al maatschappelijk verantwoord is. Daarmee kiezen ze de kant van hun achterban.
Het KNKV ervaart bewegingsvrijheid vanuit NOC*NSF om haar eigen beleid op te stellen. Deze bewegingsvrijheid beperkt zich tot aan de grenzen van de kaders van het Ministerie van VWS. VWS heeft ingezet op een subsidieregeling ‘naar een veiliger sportklimaat’, waarbinnen de sportprogramma’s van het KNKV moeten vallen.
Hoewel de korfbalverenigingen van oudsher ‘sport als doel’ zien als maatschappelijke waardencreatie, is dit de laatste jaren veranderd door de toenemende druk vanuit de gemeenten. Door het accommodatiebeheer en het verschaffen van subsidies hebben gemeenten een stevige positie ingenomen ten opzichte van de korfbalverenigingen. De taakopvattingen van de korfbalverenigingen zijn verschoven van een focus van ‘sport als doel’ naar een focus die meer gericht is op het inzetten van ‘sport als middel’.
Ondanks dat het KNKV voldoende bewegingsvrijheid vanuit NOC*NSF ervaart om aan de wensen en behoeften van de korfbalverenigingen te voldoen, blijkt dat het KNKV niet volledig inspeelt op de verschoven taakopvattingen van verenigingen. Het KNKV blijft bij haar standpunt dat ‘sport als doel’ gezien moet worden en wil haar verenigingen juist laten inzien dat de veranderende taakopvattingen kunnen leiden tot een verhoogde druk op de vrijwilligers en het bestaan van de verenigingen