De Sociale Functie van Incidenten in de Wijk
Summary
Rotterdam Zuid wordt gekenmerkt door achterblijvende ontwikkelingen ten aanzien van de veiligheid en leefbaarheid ten opzichte van de rest van de stad. De Gemeente Rotterdam, de politie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst hebben naar aanleiding van het adviesrapport “Kwaliteitsspring Zuid: Ontwikkeling vanuit kracht” de handen ineengeslagen om van Rotterdam Zuid weer een mooi en veilig gebied te maken. In 2011 is daarom gestart met het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). De Politie Eenheid Rotterdam heeft voor de aanpak van de problematiek in Rotterdam Zuid gekozen voor het inrichten van een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) Ondermijning. Het doel van het SGBO is het aanpakken van de lokaal ondermijnende werking van de georganiseerde criminaliteit door preventief op te treden tegen crimineel handelen.
Waar de focus in de aanpak van de problematiek in Rotterdam Zuid eerder lag op het aanpakken van sociaal-economische factoren die worden gezien als verklaring voor criminaliteit, is het SGBO in 2016 gestart met het onderzoeken van de sociale organisatie van bewoners als verklaring voor crimineel handelen (Joustra, 2016; Markus, 2016). Dit onderzoek bouwt daarop voort door onderzoek te doen naar de invloed van incidenten op de sociale solidariteit van bewoners van Rotterdam Zuid. De vraag vanuit het SGBO was hoe de invloed van incidenten op de sociale solidariteit van bewoners aangewend kan worden ter preventie van crimineel handelen. Dit vanuit de gedachte dat incidenten een reactie veroorzaken onder de bewoners.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het onderzoeksgebied afgebakend tot de zeven focuswijken van Rotterdam Zuid. Feijenoord, Afrikaanderwijk, Carnisse, Oud-Charlois, Hillesluis, Tarwewijk en Bloemhof. Om de invloed van incidenten op de sociale solidariteit van bewoners te kunnen onderzoeken is gebruik gemaakt van het functionalistisch model van Durkheim [1893] (2014) dat stelt dat incidenten een sociale reactie teweegbrengen onder bewoners, gevolgd door sociale interactie waarna sociale solidariteit tostandkomt. Sociale solidariteit is het uitvoeren van een handeling door burgers ten behoeve van het gemeenschappelijk belang, gebaseerd op een collectief bewustzijn van collectief geldende normen en waarden. Dit komt tot stand door het in de fase van sociale interactie uitwisselen van individuele normen en waarden. Op basis van theorie en eerder onderzoek wordt in dit onderzoek de aanname gedaan dat wanneer de sociale solidariteit als gevolg van een incident toeneemt, dit uiteindelijk een afname veroorzaakt in het aantal incidenten (Hawdon et. al, 2010; Liska & Warner, 1991; Vuori et. al, 2013). Op deze manier kunnen aanbevelingen worden geformuleerd die de totstandkoming van sociale solidariteit kunnen aanwenden of beïnvloeden ter preventie van crimineel handelen.
De totstandkoming van sociale solidariteit onder bewoners na een incident is in dit onderzoek onderzocht naar aanleiding van twee schietincidenten en twee incidenten naar aanleiding waarvan bij de politie signalen binnenkwamen dat deze sociale onrust in de wijk hadden veroorzaakt. Om de invloed van incidenten op de sociale solidariteit inzichtelijk te maken zijn de theoretische concepten
sociale reactie, sociale interactie en sociale solidariteit in kaart gebracht door middel van de belevingen en ervaringen van 9 bewoners en 11 professionals. Rekening houdend met contextuele factoren die van invloed kunnen zijn op de belevingen en ervaringen van bewoners bij een incident. Hierbij is gebruik gemaakt van de kwalitatieve onderzoeksmethode van halfgestructureerde interviews.
Uit de analyse van de bevindingen komt naar voren dat de fasen uit het functionalistisch model zich allemaal afzonderlijk niet voldoende ontwikkelen om uiteindelijk sociale solidariteit tot stand te laten komen onder de bewoners van Rotterdam Zuid. Dit lijkt vooral verklaard te kunnen worden door een gebrek aan intensieve dagelijkse sociale contacten tussen bewoners onderling. Waarbij weinig interetnisch contact als gevolg van verschillen in taal een rol lijkt te spelen. Dit weinig intensieve sociale contact lijkt ook van invloed te zijn op de fase van sociale interactie uit het functionalistisch model. Deze sociale contacten hebben als gevolg dat er in deze fase na een incident weinig intensieve interactie tussen buurtbewoners plaatsvindt waarin een bewustwording van gedeelde collectieve normen en waarden tot stand zou moeten komen. Deze bewustwording komt na een incident echter niet wijk breed tot stand onder bewoners van Rotterdam Zuid. Daarnaast lijkt een gebrek aan vertrouwen in de effectiviteit van maatregelen die door de overheid in Rotterdam Zuid worden getroffen tegen criminaliteit een negatieve invloed te hebben op de totstandkoming van sociale solidariteit. Bewoners lijken de positieve effecten van de maatregelen in de wijk niet te zien, waardoor zijn niet geloven in de effectiviteit van deze maatregelen. Dit lijkt er zoals Verwer en Walberg (2012) in hun theorie stellen voor te zorgen dat bewoners terughoudend zijn in het zelf handelen tegen criminaliteit in de wijk.
De aanbevelingen die vanuit dit onderzoek zijn opgesteld richten zich vooral op het stimuleren van het proces van de totstandkoming van sociale solidariteit en richten zich daarbij niet op een specifieke stap van het functionalistisch model. Dit omdat uit het onderzoek is gebleken dat de totstandkoming van sociale solidariteit onder de bewoners van Rotterdam Zuid niet door een specifieke stap van het model wordt tegengehouden. De mate van het vergroten van contact tussen overheid en burgers, het vergroten van sociaal contact tussen bewoners onderling en het vergroten van het vertrouwen van bewoners in het handelen van de overheid spelen een belangrijke rol bij het stimuleren van de totstandkoming van sociale solidariteit.