Nederlandse componisten over hun arbeidsmarktpositie
Summary
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Nieuw Geneco, de beroepsvereniging voor componisten. Het onderzoek vormt een tweeluik: een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Deze thesis bevat de rapportage van het kwalitatieve onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek werd gerapporteerd in het stageonderzoek.
In vier focusgroepen, met in totaal 22 respondenten, werd gezocht naar een antwoord op de centrale vraag: hoe ervaren Nederlandse componisten hun arbeidsmarktpositie? Daarbij stonden de thema's subsidie, de institutionele context, de maatschappelijke context, de inkomenspositie en werktevredenheid centraal. Daarnaast is een focusgroep met alleen vrouwelijke componistes georganiseerd, waarbij ook in werd gegaan op de mogelijke verschillen tussen de beroepspraktijk van mannelijke en vrouwelijke componisten.
Het beeld dat componisten schetsen van hun arbeidsmarktpositie wordt in deze thesis in verband gebracht met theorieën over artistieke arbeidsmarkten van Theunis IJdens, Pierre-Michel Menger, Merijn Rengers, Hans Abbing en Trine Bille.
Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat componisten een patstelling ervaren. Door de bezuinigingen zijn veel kleine podia omgevallen. Daardoor is het aantal uitvoeringsmogelijkheden teruggenomen. Daarnaast trachten programmeurs van de zalen aan de subsidie-eisen te voldoen, bijvoorbeeld publieksbereik, waardoor ze minder vaak nieuwe of onbekende muziek programmeren. Ensembles of orkesten geven minder vaak compositieopdrachten, omdat ze dan niet meer geprogrammeerd te worden. Toch blijven de componisten componeren. Ze voelen een innerlijke noodzaak daartoe, willen zich blijven ontwikkelen, willen bijdragen aan het experiment en willen de uitvoerende musici en het publiek raken.
Dit onderzoek biedt aanbevelingen voor het beleid van Nieuw Geneco, voor aanpassingen aan het subsidiesysteem voor componisten en voor vervolgonderzoek.