De vallen-gooien-constructie met taboewoorden in het Nederlands

dc.rights.license	CC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisor	Zwarts, J
dc.contributor.advisor	Marelj, M
dc.contributor.author	Pronk, C.F.
dc.date.accessioned	2016-09-02T17:00:53Z
dc.date.available	2016-09-02T17:00:53Z
dc.date.issued	2016
dc.identifier.uri	https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/24039
dc.description.abstract	In dit eindwerkstuk beschrijf ik de vallen- en gooien-constructies die bestaan uit taboe-woorden en ‘vallen’ of ‘gooien’ betekenen, zoals Jan flikkerde van zijn fiets. Deze constructies zijn beschreven vanuit de constructiegrammatica naar voorbeeld van Coussé en Oosterhof (2012) die constructies met imperativische participia hebben beschreven. Bij het beschrijven van deze constructie heb ik vooral gekeken naar de semantische en vormelijke eigenschappen en de productiviteit van de constructie. Daarnaast stel ik voor dat er één vallen-gooien-constructie is, waarbij gooien de causatieve vorm van vallen is.
dc.description.sponsorship	Utrecht University
dc.format.extent	120462
dc.format.mimetype	application/zip
dc.language.iso	nl
dc.title	De vallen-gooien-constructie met taboewoorden in het Nederlands
dc.type.content	Bachelor Thesis
dc.rights.accessrights	Open Access
dc.subject.courseuu	Taalwetenschap