Statusgroepen en Prosociaal en Coërcief Strategiegebruik in de Brugklas
Publication date
2016Author
Corten, N.A.E.
Erning, R.M. van
Mark, T.C.M. van der
Wit, R.E. de
Metadata
Show full item recordSummary
Onderwerp. De Resource Control Theory (RCT; Hawley, 1999) stelt dat sociale dominantie (resource control) door zowel prosociale als coërcieve strategieën kan worden bereikt. In dit onderzoek is gekeken hoe verschillende combinaties van populariteit en geliefdheid (impopulair-niet geliefd, populair-geliefd, en gemiddeld) verschillen in het gebruik van procosiale strategieën, inspiring followers, coërcieve strategieën en pesten. Methode. Er is gebruik gemaakt van reeds beschikbare data afkomstig van het onderzoek Dynamics of Youth van de Universiteit Utrecht (n=293, 150 meisjes). De variabelen zijn gemeten aan de hand van peernominaties. Om de hoofd- en interactie effecten van de drie clusters en sekse op de onafhankelijke variabelen te meten, zijn verschillende MANOVA’s uitgevoerd. Resultaten. Er is een significant hoofdeffect van cluster gevonden. Dit effect werd alleen bij inspiring followers gevonden. Adolescenten in het populair-geliefde cluster gebruikten inspiring followers het meest, adolescenten in het impopulair-niet geliefde cluster het minst. Ook werd er een significant hoofdeffect van sekse gevonden. Meisjes scoorden hoger op inspiring followers, en lager op coërcief strategiegebruik en pesten dan jongens. Er was geen significant interactie-effect tussen sekse en cluster op strategiegebruik. Conclusie. De drie clusters van Van den Berg, Burk, en Cillessen (2015) verschillen minder van elkaar dan verwacht werd. Deze resultaten geven slechts in beperkte mate evidentie om de clusters te kunnen valideren. Implicaties voor de praktijk en suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken.