Op het Snijvlak van de Roes en de Berekening: Het Apollinische en Dionysische als twee kanten van dezelfde medaille in Humbert Humbert en Gustav von Aschenbach
Summary
In dit bacheloreindwerkstuk bestudeer ik beide personages aan de hand van de theorie die Friedrich Nietzsche uiteenzet in Die Geburt der Tragödie. Hierin bespreekt hij de Apollinische en Dionysische aspecten van het kunstenaarschap. Nietzsche legt uit dat de klassieke Grieken twee artistieke goden kenden, die zeer van elkaar verschillen in aard en aanleg: Apollo en Dionysus. Der Tod in Venedig is al vaker bestudeerd met Friedrich Nietzsches theorie over het Dionysische en het Apollinische als uitgangspunt. Dit zal ik in deze scriptie ook doen: ik geef in het eerste hoofdstuk mijn eigen interpretatie van Aschenbachs ontwikkeling aan de hand van een close reading van Der Tod in Venedig, zo nu en dan verwijzend naar andere literatuurcritici. Met de opgedane kennis over de relatie tussen het Dionysische en het Apollinische in Der Tod in Venedig, wend ik mij tot een analyse van Humbert Humbert in Lolita. Ervaart hij een soortgelijke Dionysische bevlieging? Maakt hij een soortgelijke ontwikkeling door? In het tweede hoofdstuk laat ik zien dat Humbert zich voordoet als iemand die constant in een soort roes verkeert, maar dat hij eigenlijk heel berekenend zijn acties uitstippelt. In hem lijken het Dionysische en het Apollinische niet los van elkaar te staan; een onderscheid is juist vaak lastig te maken betreffende Humberts handelen en denken. Humbert geeft Lolita bijvoorbeeld de schuld van hun affaire, doordat zij een demoniserende uitwerking op hem zou hebben. Ik trek Lolita’s agency in twijfel en laat zien hoe Humbert zélf het voorwendsel van de roes aangrijpt om zijn eigen berekenende gedrag mee te verdoezelen. Hij draagt een Dionysisch masker, maar gedraagt zich juist heel Apollinisch. Aschenbach omschrijft Tadzio ook als een demon die hem lokt met zijn schemergrijze ogen. De geteisterde Aschenbach gedraagt zich, in tegenstelling tot Humbert, alsof hij continu onder invloed is van een narcotiserend middel en hij raakt langzamerhand de controle kwijt. Ik besluit dit werkstuk met te concluderen dat het Dionysische en het Apollinische twee kanten van dezelfde medaille zijn en dat zowel Aschenbach als Humbert Humbert zich op het snijvlak van beide invloedssferen bevindt. Hierbij vraag ik mij af of een zogenaamde roes of juist koele berekening ten grondslag ligt aan hun obsessie met respectievelijk Tadzio of Lolita.