Het kunstenaarsinitiatief in de jaren tachtig. Een vrijstaat in de kunstwereld?
Summary
[Dutch Only] Kunstenaarsinitiatieven ontstaan wanneer kunstenaars besluiten om zelf een atelierruimte en/of een tentoonstellingsruimte op te richten. In Nederland werden veel van deze initiatieven opgericht in gekraakte panden aan het begin van de jaren 1980. Over deze kunstenaarsinitiatieven in gekraakte ruimtes bestaat de opvatting dat het zogenaamde ‘vrijstaten’ zouden zijn geweest, waar kunst werd gemaakt en tentoongesteld die radicaal af zou wijken van wat er in de officiële kunstwereld (musea en galeries) te zien was en waarbinnen het mogelijk was om kritiek te uiten op de status quo. Uit het onderzoek in deze scriptie blijkt dat de kunstenaarsinitiatieven uit de jaren tachtig nooit een dergelijke radicale positie hebben ingenomen. Het onderzoek heeft zich specifiek gericht op de kunstenaarsinitiatieven W139, De Fabriek en Aorta. Al bij oprichting maakte de initiatiefnemers bekend dat ze geen kritiek wilden leveren op de samenleving, ze wilden zich juist concentreren op kunst. De initiatieven ontstonden uit een gebrek aan werkruimte, niet uit een ideologisch gedreven instelling. De initiatiefnemers en kunstenaars wilden zich niet afzetten tegen de officiële kunstwereld. Ze gingen dan ook regelmatig samenwerkingen aan met bijvoorbeeld musea. Ook vanuit de overheid volgde al snel acceptatie van de kunstenaarsinitiatieven. Aan de hier bestudeerde initiatieven werd al binnen een jaar na oprichting subsidie gegeven. Toen de overheidssubsidie in de tweede helft van het decennium werd sterk afnam, werden de kunstenaars gedwongen om hun eigen praktijk te bekostigen door meer werk te verkopen via galeries en moesten de initiatieven zich professionaliseren wilden ze nog in aanmerking komen voor financiële steun van de overheid. De conclusie van dit onderzoek is dat de aanname dat kunstenaarsinitiatieven een vrijplaats waren gebaseerd is op de beeldvorming van de kraakbeweging in de jaren tachtig die voor veel opschudding zorgde.