De interpretatie van enkele kwantor-negatiezinnen door taalverwervende kinderen
Summary
In deze scriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de interpretatie door kleuters van zinnen waarin zowel een kwantor als negatie voorkomen. Uit Krämer (2000) blijkt dat kinderen moeite hebben om een gekwantificeerd indefiniet direct object in hoge positie specifiek te interpreteren. In Krämers onderzoek wordt de kwantor EEN gebruikt. In deze scriptie worden drie verschillende kwantoren onderzocht: EEN, ÉÉN en EEN PAAR. Kinderen blijken op EEN-zinnen inderdaad laag te scoren. Bij ÉÉN-zinnen en EEN PAAR-zinnen hebben ze echter geen enkele moeite om specifiek te interpreteren. Dit wijst erop dat de oorzaak van de problemen niet zozeer ligt in de interpretatie van hoge indefinieten, maar meer in het gebruik van de kwantor EEN. Betoogd wordt dat de resultaten uit Krämer (2000) het gevolg zijn van een experimenteel artefact.