Het leervermogen van sportverenigingen. Het transitieproces van individuele kennis naar organisatiekennis.
Summary
In dit onderzoek wordt het ‘leervermogen van een sportvereniging’ geconceptualiseerd om op die manier
inzicht te verwerven in de ontwikkelingsmogelijkheden van een sportvereniging.
De druk op sportverenigingen, vanuit overheden en sportbonden, neemt toe en zij wordt steeds vaker als
partner ingezet om bij te dragen aan het verwezenlijken van overheidsdoelen. Niet elke vereniging kan of wil
daaraan bijdragen. Overheden zijn op zoek naar verenigingen die dit wel kunnen en willen.
In verenigingsmonitoren wordt in beeld gebracht hoe ‘vitaal’ verenigingen zijn. Daaruit kan afgeleid worden
welke verenigingen in staat zijn om bij te dragen aan (overheids)doelen. De vitaliteitsstatus is echter een
statisch gegeven. Dit zegt nog niks over de ontwikkelingsmogelijkheden waarover een vereniging beschikt om
vitaler te worden of een bepaald vitaliteitsniveau te behouden. Vanuit de gedachte dat de sportvereniging een
bepaald leervermogen moet hebben om zich voortdurend te kunnen ontwikkelen en zo te kunnen inspelen op
veranderingen in haar context, wordt in dit onderzoek onderzocht hoe sportverenigingen hun leerprocessen
precies vormgeven en welke factoren meespelen in de mate waarop een vereniging in staat is te leren.
Onder het leervermogen wordt in dit onderzoek het vermogen verstaan waarmee sportverenigingen in staat
zijn om individuele kennis te institutionaliseren. Uit het onderzoek blijkt dat problemen die zich voordoen
binnen de vereniging of veranderingen in de externe context de aanleiding tot leren vormen. Het bestuur
maakt de keuze om wel of niet te reageren op deze vraagstukken en op welke manier zij dat doen. Dat wordt
beïnvloed door de verenigingscultuur die ook de visie beïnvloed van waaruit het bestuur sturing geeft aan de
vereniging en de mate waarin zij openstaan voor andersdenkenden. Vanuit de visie faciliteren zij (middels de
organisatiestructuur van een vereniging) interacties waarin gezocht wordt naar oplossingen voor het probleem.
In die interacties worden nieuwe inzichten verworven (kennis gecreëerd) en kennis overgedragen. Dat leidt
uiteindelijk tot het verankeren van kennis in de organisatie.
In het soepeler en sneller laten verlopen van dit leerproces spelen factoren als beschikbare tijd, kennis,
toewijding en de toegang tot middelen een rol. De mate waarin deze ingebracht worden in de op kenniscreatie
en kennisoverdracht gerichte interacties bepaalt hoe snel het leerproces verloopt. De manier waarop dit proces
ingevuld wordt vormt het leervermogen van een sportvereniging.