Over de relatie tussen zuiver denken en natuur in Hegels Logica
Summary
De precieze relatie tussen denken en natuur is een problematisch punt in de filosofie. De vraag hierbij is welke relatie de structuur van het zuivere denken als verzameling van denkbepalingen heeft met de contingente, empirische natuur om ons heen? Is het bestaan van de natuur te gronden in een structuur van het zuivere denken of juist andersom? Of verhoudt de uitwendige realiteit zich anders tot het zuivere denken als zodanig?
Hegel probeert in zijn Wetenschap van de Logica de immanente dialectische ontwikkeling van het zuivere denken te openbaren en te laten zien hoe deze wordt voltooid in de volmaakte Absolute Idee. Hierin komt naar voren dat de Logica de zuivere gedachte en categorieën formuleert die het verstand gebruikt om het zuivere denken en haar extensie, natuur, inzichtelijk te maken. De Absolute Idee externaliseert of veruitwendigt zichzelf vervolgens tot de natuur die we als denkende subjecten ervaren. Toch is hiermee geenszins duidelijk of de structuur van het zuivere denken en de contingente, empirische werkelijkheid van dezelfde ontologische aard zijn en welke aard de overgang van denken naar natuur precies heeft.
Een fundamenteel inzicht van de filosofie en tevens de mogelijkheid tot wetenschap in algemene zin is de veronderstelling dat er een zekere relatie is tussen de structuur van het zuivere denken en de contingente, empirische werkelijkheid die het denken inzichtelijk maakt. Immers, als de structuur van zuiver denken en die van de natuur van onverenigbare aard zijn, kunnen we als denkende subjecten geen vat krijgen op die natuur. Het vraagstuk over de relatie tussen denken en natuur is bijzonder ingewikkeld. Betreffen denken en natuur domeinen van ontologisch verschillende aard? En zo ja, sluit dit niet de toegang van het verstand tot de natuur uit? Staat het denken in relatie tot natuur als een alfabet tot een woordenboek, waarbij de algemene structuur van ons denken een onderliggend, ordenend principe is dat de natuur inzichtelijk maakt voor het verstand? Welke aard heeft het andere van de Absolute Idee dat het vrij ontspringt en externaliseert tot natuur en hoe is het ontologisch verbonden met het zuivere denken?