Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorKranenburg, F.A.N.
dc.contributor.authorJonker, M.M.
dc.date.accessioned2012-02-16T18:01:09Z
dc.date.available2012-02-16
dc.date.available2012-02-16T18:01:09Z
dc.date.issued2012
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/9982
dc.description.abstractDe bètavakken en practicum doen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in het VO. Welzel et al (1998) en Seré et al (1996-1998) onderscheidt 5 motieven voor practicum. Koppelen van de theorielessen aan de praktijk, leren van onderzoeksvaardigheden, wetenschappelijk denken, vergroten van motivatie en als evaluatiemiddel. Hier is onderzocht wat de motivatie voor leerlingen en docenten is om practicum te doen in de bovenbouw van het VWO. Uit Welzel et al (1998) komt naar voren dat docenten in 9 Europese landen de link tussen theorie en praktijk het belangrijkste vinden. Vier van de vijf genoemde motieven zijn hier onderzocht. Uit het onderzoek komt naar voren dat leerlingen en docenten de genoemde doelstellingen van het practicum herkennen. Zij waarderen het leren van experimentele vaardigheden het hoogst. Daarin is dit onderzoek in lijn met het onderzoek van Van der Berg en Buning (1994)
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent200837 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleWaarom doen we practicum in het bètaonderwijs?
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsPractica, practicum, biologie, natuurkunde, scheikunde, PGO
dc.subject.courseuuLeraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Biologie


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record