Internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij jongeren na (echt)scheiding
Summary
Achtergrond. In Nederland krijgen ongeveer 70.000 kinderen en jongeren per jaar te maken met scheiding of het beëindigen van de relatie van hun ouders. Sinds 2009 zijn ouders verplicht om na scheiding een ouderplan op te stellen. Sindsdien is er een toename van het aantal co-oudergezinnen na scheiding. Onduidelijk is of de verschillen in woonsituaties na scheiding bijdragen aan het verschil in de mate van internaliserend en externaliserend probleemgedrag en of hierbij verschillen tussen meisjes en jongens zijn. Doel. Dit onderzoek tracht het verschil in de mate van internaliserend en externaliserend probleemgedrag uit intacte en gescheiden gezinnen vast te stellen en de rol die sekse hierin speelt. Hierbij worden verschillende woonsituaties na scheiding meegenomen. Methode. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de data van het cross-sequentieel survey-onderzoek ‘Scholieren en Gezinnen’ uit de meetronde van 2018 (n = 955, Mleeftijd = 13.39). Resultaten. Er is geen ondersteuning gevonden voor de hypothese dat jongeren uit co-oudergezinnen na scheiding gemiddeld minder internaliserende en/of externaliserende problemen rapporteren in vergelijking met jongeren uit andere woonsituaties. Wel is naar voren gekomen dat sekse een significante rol speelt in de mate van internaliserend en externaliserend probleemgedrag na scheiding. Zo rapporteren meisjes meer internaliserend probleemgedrag en jongens meer externaliserend probleemgedrag na scheiding. Een significant sekseverschil voor internaliserend en externaliserend probleemgedrag na scheiding op basis van woonsituatie is niet gevonden. Conclusie. Hulpverleners moeten alert zijn op de gevolgen van echtscheiding voor zowel jongens als meisjes, waarbij dit onderzoek laat zien wat meer internaliserende en jongens juist meer externaliserende problemen ervaren. De woonsituatie na shceiding lijkt hierbij geen rol te spelen.