Prestatiebeloning; een attitude-onderzoek
Summary
Het huidig kabinet is gecharmeerd van de invoering van een mogelijke prestatiebeloning voor het onderwijsveld als beleidsmaatregel, waar de komende jaren structureel 250 miljoen voor is gereserveerd (‘Regeerakkoord VVD-CDA: Vrijheid en Verantwoordelijkheid 2010’). Prestatiebeloning grijpt hierbij naar het volgend doel; docenten die voor de klas staan, moeten zich continu blijven ontwikkelen. Hierdoor zal de kwaliteit van het onderwijs zichtbaar centraal staan. Prestatiebeloning zal moeten leiden tot een verbetering van de onderwijskwaliteit. De weg naar een daadwerkelijke invoering van prestatiebeloning wordt aangekaart als een ‘verkenningstocht’. Waarbij geëxperimenteerd zal worden met alternatieven van experimenten betreffende beloning aan docenten op individueel of team niveau.
De meningen betreffende de invoering van een maatregel als prestatiebeloning in het onderwijsveld, bij de Nederlandse onderwijsprofessionals zijn verdeeld. Prestatiebeloning wordt enerzijds gezien als financiële discriminatie tussen onderwijspersoneel. Anderzijds is men gematigd positief met betrekking tot prestatiebeloning van docenten.
Vanuit de bestaande literatuur komt naar voren dat een ‘valide en betrouwbaar experiment met betrouwbare resultaten’ ontbreekt. Nederland heeft behoefte aan een (kwalitatief en kwantitatief) ‘goed’ experiment gericht op de invoering van prestatiebeloning voor het onderwijsveld, waarbij duidelijk moet zijn op welke ‘aspecten’ gelet moet worden. Het doel van deze studie is dan ook het aanvullen van de fundamentele kennis betreffende de attitude van docenten ten opzichte van de invoering van prestatiebeloning en de vormen van prestatiebeloning. De onderzoeksvragen van deze studie luidden dan ook;
- Waar moet het Nederlandse beleid betreffende prestatiebeloning in het onderwijsveld op inzetten?
- In welke mate hebben leraren op de ROC’s een positieve attitude ten opzichte van de invoering van ‘prestatiebeloning’?
- Welke factoren zijn van invloed op de attitude van leraren ten aanzien van de maatregel ‘prestatiebeloning’?