De Kunstenaar & het Arbitraire Karakter van Betekenis
Summary
De creatie van betekenis was voor de jaren zestig grotendeels gebaseerd op de intentie van de kunstenaar of op de autonomie van het object. Het werd vaak beschouwd als een intrinsieke, universele betekenis, inherent aan het kunstobject. Vanaf de jaren zestig begint de aandacht te verschuiven van de kunstenaarsintentie en het autonome object naar de toeschouwer. Er wordt beseft dat deze een rol speelt bij de totstandkoming van betekenis, en dat die betekenis vaak niet eenduidig of vaststaand is, maar instabiel en arbitrair van karakter is.
De idee dat het karakter van betekenis arbitrair is en de creatie van betekenis voor een groot deel tot stand komt tijdens de lezing door en ervaring van het publiek, heeft grote implicaties voor de kunstenaar. De grenzen van betekenis zijn buiten de kaders van de kunstenaar en het kunstobject getreden en hebben zich verlegd tot in de ruimte van de toeschouwer, een ruimte waar de kunstenaar in principe geen controle over heeft.
Met als doel een grondiger beeld te krijgen van het proces van betekeniscreatie in de hedendaagse beeldende kunst, vertrekt dit onderzoek vanuit het standpunt van de kunstenaar om een antwoord te vinden op de centrale vraag hoe de beeldende kunstenaar na de jaren zestig omgaat met de idee dat de betekeniscreatie in kunst arbitrair is.