De effecten van verbale en visueel-ruimtelijke interferentie op rekenprestaties van basisschoolkinderen
Summary
Rekenvaardigheden heeft iedereen in zijn leven nodig, maar hoe rekenen we dingen uit? Zijn sommen geautomatiseerd of wordt er gebruik gemaakt van compacte procedures? En welke onderdelen in het werkgeheugen gebruiken we hiervoor? In dit onderzoek is onderzocht wat het effect is van verbale en visueel-ruimtelijke interferentie op de rekenprestaties van kinderen uit groep vijf, zes en zeven (N = 60) met betrekking tot optel-, aftrek-, deel-, en vermenigvuldigsommen. De reactietijd van de kinderen werd gemeten tijdens het maken van de sommen, vanaf het moment dat ze de som zagen totdat ze het antwoord gaven. Hiernaast werd ook de accuratesse gemeten. Voor de analyses is gebruik gemaakt van een tweeweg herhaalde metingen ANOVA. Bij de verbale interferentie is ook gebruik gemaakt van een t-test met gepaarde metingen. Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil is tussen de basisconditie en de interferentiecondities en tussen de verschillende opgaven bij beide interferenties. Het interactie-effect van het type opgave en het type conditie op de reactietijd was alleen significant bij de verbale interferentie en niet bij de visueel-ruimtelijke interferentie. Uit de resultaten van de verbale interferentie blijkt dat de reactietijd van de basisconditie bij de optel-, en aftreksommen significant korter was dan de reactietijd op de verbale conditie. Voor de deel-, en vermenigvuldigsommen werd geen significant verschil gevonden. Bij de visueel-ruimtelijke interferentie gaven de kinderen meer juiste antwoorden bij de interferentie conditie dan bij de basisconditie. Er blijkt dus dat het verbale werkgeheugen een rol speelt bij de rekenprestaties. Bij het ontwikkelen van leermethoden kan hiermee rekening gehouden worden bij kinderen van de basisschool en bij kinderen met rekenproblemen. Verder onderzoek zou gedaan moeten worden naar de reactietijden met de visueel-ruimtelijke interferentie.