| dc.description.abstract | In dit onderzoek is de invloed van etniciteit op coöperatief leren onderzocht. Daarbij is de verwachting gesteld dat de kwaliteit van het coöperatief leren het beste is bij duo`s bestaande uit autochtone leerlingen (A), daarna bij duo`s bestaande uit allochtone leerlingen van dezelfde afkomst (B), vervolgens bij duo`s bestaande uit één autochtone en één allochtone leerling (C) en tot slot bij duo`s bestaande uit allochtone leerlingen van een verschillende afkomst (D). Om dit te onderzoeken hebben 168 leerlingen uit groep acht van acht Nederlandse basisscholen in duo`s samengewerkt aan een rekentaak. Daarbij is onderzocht in hoeverre de procedurele, affectieve en niet-inhoudelijke interactie verschilt naar gelang de duosamenstelling. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van het coöperatief leren het beste is bij duo`s bestaande uit autochtone leerlingen (A), daarna bij duo`s bestaande uit één autochtone en één allochtone leerling (C), vervolgens bij duo`s bestaande uit allochtone leerlingen van een verschillende afkomst (D) en het minst goed bij duo`s bestaande uit allochtone leerlingen van dezelfde afkomst (B). Verder maakt dit onderzoek helder dat de invloed van etniciteit op coöperatief leren verschilt per etnische afkomst, waarbij naar voren komt dat vooral leerlingen van Aziatische, (Noord-) Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse afkomst, de kwaliteit van het coöperatief leren doen afnemen. De implicaties van deze bevindingen zijn vooral merkbaar voor basisscholen met een grote mate van etnische diversiteit. Met name voor deze basisscholen is het een uitdaging om in de onderwijspraktijk aan de slag te gaan met het dusdanig indelen van groepen, zodat hogere leerprestaties worden bereikt. | |
