De relatie tussen moeilijke woorden en tekstbegrip bij tweede klas scholieren op het VMBO en het VWO
Summary
In dit onderzoek wordt de invloed van het tekstkenmerk woordmoeilijkheid op tekstbegrip onderzocht bij VMBO- en VWO-leerlingen. De VMBO-leerlingen vormen samen de VMBO-groep. De HAVO/VWO- en VWO-leerlingen vormen samen de VWO-groep. In de VMBO-groep zitten 40 leerlingen en in de VWO-groep 49 leerlingen. In totaal hebben 89 leerlingen uit de tweede klas van een middelbare school uit Amersfoort meegedaan aan dit onderzoek. De leerlingen maken drie soorten toetsen: twee clozetoetsen, een woordenschattoets en een leesvaardigheidtoets. De clozetoetsen zijn gemanipuleerd op woordmoeilijkheid op basis van een instructie van Pander Maat en Kraf. Als clozetoets is gekozen voor een rationele fill-in cloze. De gaten in deze clozetoets zijn ook bepaald op basis van een instructie van Pander Maat en Kraf. Uit de resultaten blijkt dat de VWO-groep een grotere woordenschat en betere leesvaardigheid heeft dan de VMBO-groep. Ook scoort de VWO-groep beter op de clozetoets dan de VMBO-groep. Tussen de twee tekstversies van de VMBO-groep blijkt een significant verschil te zitten, deze groep heeft dus de meeste baat bij makkelijke woorden. Tussen de twee tekstversies van VWO-groep blijkt geen significant verschil te zitten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de VMBO-groep gevoeliger is voor manipulaties op woordmoeilijkheid dan de VWO-groep.