Het verband tussen persoonlijkheid, cognitieve emotieregulatie, competentiebeleving en de mate van sociale angst bij kinderen.
Summary
Achtergrond. Internaliserende problemen zoals sociale angst ontstaan vaak rond de basisschoolleeftijd. Onderzoek naar verschillende samenhangers van sociale angst is noodzakelijk en belangrijk voor het verbeteren van preventie en interventiestrategieën. Methode. Een cross-sectioneel onderzoek is uitgevoerd met data van ‘Plezier op school’. 192 Kinderen hebben vragenlijsten ingevuld die betrekking hebben op de variabelen sociale angst, cognitieve emotieregulatie, persoonlijkheid en competentiebeleving. De variabelen zijn geanalyseerd met behulp van lineaire regressie analyses. Verder is er gekeken of de relatie tussen persoonlijkheidstrekken en sociale angst wordt gemodereerd door sekse. Ook is gekeken of de relatie tussen gevoel van eigenwaarde en sociale angst word gemedieerd door competentiebeleving van sociale acceptatie. Resultaten. De variabelen gevoel van eigenwaarde, extraversie, neuroticisme, jezelf de schuld geven en rumineren hangen samen met sociale angst. Neuroticisme, vriendelijkheid en gevoel van eigenwaarde verklaren daarbij de meest unieke variantie met sociale angst. Betreffende de meditatie en moderatie analyses zijn geen effecten naar voren gekomen. Discussie. Geconcludeerd kan worden dat er een verband bestaat tussen persoonlijkheid, cognitieve emotieregulatie en competentiebeleving en sociale angst, met persoonlijkheid als belangrijkste samenhanger. Interventie van sociale angst bij kinderen zal zich vooral moeten richten op het leren omgaan met bepaalde persoonlijkheidstrekken om zo sociale angst te verminderen. Toekomstig onderzoek zal zich onder andere meer moeten richten op longitudinaal onderzoek naar sociale angst in de kindertijd.