De openbare ruimte in de wijk ontrafeld, een onderzoek naar het gebruik en de beleving.
Summary
De openbare ruimte is belangrijk voor mensen: men gebruikt ze bijna dagelijks, het biedt voorzieningen voor activiteiten en het roepen emoties op. Een algemeen gehanteerde definitie van openbare ruimte bestaat er niet maar de meeste definities verwijzen naar de fysieke omgeving (zoals parken en straten), de sociale ontmoetingsfunctie, een plek van onderhandeling en democratie, naar toegankelijkheid en naar de eigenaar of beheerder. Vaak gaat het om een ideaaltypische definitie die niet in de werkelijkheid bestaat omdat in werkelijkheid geen 100% openbare plek is die voor iedereen altijd openbaar is. Openbare ruimtes hebben sociale, culturele, ecologische, verkeerstechnische en economische betekenis en zijn onmisbaar voor een stad. Ze hebben verschillende functies zoals het bieden van mogelijkheid tot sociaal contact of anonimiteit, het bieden van rust en recreatie of juist de mogelijkheid om volop mee te doen met het stedelijk leven.
Openbare ruimtes gaan met de tijd mee en hebben verschillende rollen gehad, afhankelijk van sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen. Zo waren de steden tot in de middeleeuwen vooral gericht op handel, groei en verdediging. De openbare ruimte was de plek van handel en het vervoeren van handelswaar. In de renaissance veranderde dat, toen werden de eerste recreatieve stadsparken voor de elite aangelegd. Vanaf de industriële revolutie kregen de stad en de openbare ruimtes te maken met nieuwe types vervoersmiddel, namelijk de trein, tram, fiets en auto. Openbare ruimtes werden verder steeds meer een plek voor iedereen die aan de vervuilde en drukke stad wilde ontsnappen. In de 21e eeuw, vooral in de eerste helft, kreeg de auto steeds meer ruimte, soms ten koste van pleinen en parken. Ook speelden ontwikkelingen als meer vrije tijd, consumptie, privatisering en individualisering een rol. Net als openbare ruimtes, worden wijken gebouwd op basis van verschillende ideeën, afhankelijk van die ontwikkelingen. Bijvoorbeeld de functionele wijk op basis van CIAM-principes, de woonerfwijk waarbij de straat weer een verblijfsfunctie kreeg en de groene en ruime vinexwijk gericht op jonge gezinnen.
De laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor openbare ruimtes. Onder andere in het gebiedsgericht werken zoals het Krachtwijkenbeleid, citymarketingcampagnes en de opkomst van burgerparticipatie spelen openbare ruimtes een grote rol. Er is veel onderzoek naar gedaan, vooral gericht op het gebruik en de beleving van verschillende gebruikersgroepen. Hier wordt vaak een relatie gelegd met de invloed van de fysieke inrichting en de persoonskenmerken van de gebruiker. Nog maar weinig onderzoek is gedaan naar de relatie van het gebruik en de beleving van bewoners uit types wijken die in fysieke en sociale opbouw van elkaar verschillen. Hiermee wordt achterhaald of bewoners uit verschillende wijken andere wensen en behoeftes hebben qua openbare ruimtes of juist niet. Aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden is in dit onderzoek geprobeerd deze relatie bloot te leggen. Gebruik is in dit onderzoek onderverdeeld in noodzakelijk/passeren vs. recreatief/verblijven, individueel vs. gezamenlijk en sociaal gebruik/ontmoeten. Beleving van openbare ruimtes is vertaald naar waardering en ervaring, identiteit en plaatsverbondenheid.
De methoden die in dit onderzoek zijn gebruikt zijn mini-interviews en mental mapping met bewoners en semigestructureerde interviews met wijkexperts. Er is gebruik gemaakt van een casestudie van vier wijken in Nijmegen die qua fysieke en sociale opbouw sterk van elkaar verschillen. Het gaat om de volgende wijken: het negentiende eeuwse Bottendaal is een wijk met hoge bebouwingsdichtheid en weinig openbare ruimte. Er wonen veel studenten, starters en weinig gezinnen. De flatwijk Neerbosch-Oost heeft ook een hoge bevolkingsdichtheid, hier wonen gemiddeld veel niet-westerse allochtonen. In de woonerfwijk ’t Acker zijn de huizen iets ruimer, er is veel openbare ruimte en er wonen veel gezinnen en ouderen. De vinexwijk Oosterhout is ruim en heeft grote huizen, hier wonen veel jonge gezinnen.
Uit het onderzoek blijkt dat enerzijds het gebruik en de beleving sterk verschilt tussen bewoners uit verschillende types wijken. Anderzijds hebben mensen dezelfde wensen, waarbij het type wijk weinig uitmaakt. Bepaalde fysieke en persoonskenmerken beïnvloeden het gebruik en de beleving van openbare ruimtes meer dan andere.
Elke bewoner wil op korte afstand van zijn huis zijn hond uit kunnen laten, een fijne en veilige plek hebben waar kinderen kunnen spelen en een plek waar men rust kan vinden. Als zulke openbare ruimtes op korte afstand aanwezig zijn, wordt hier gebruik van gemaakt, ook al is de kwaliteit van de plek niet heel hoog. Dit geldt vooral voor plekken die voor noodzakelijke doeleinden worden gebruikt. De kwaliteit van de plek heeft wel veel meer invloed op de beleving van een plek.
Zo dragen openbare ruimtes die groen, toegankelijk en zichtbaar zijn, een duidelijke functie uitdrukken en mogelijkheden bieden voor activiteiten bij aan een positieve beleving en hogere waardering voor de wijk. Een grote hoeveelheid openbare ruimte maakt niet veel uit, dit onderzoek laat namelijk zien dat bewoners duidelijk één centrale openbare ruimte in de wijk hebben die ze graag bezoeken. Een bijzondere esthetische waarde heeft minder invloed op het gebruik en de beleving.
De genoemde kwaliteiten verhoogt ook het gebruik van die plek. Maar niet alle plekken worden gebruikt waarvoor ze ontworpen zijn. Parkeerplaatsen, de hoek van de straat en kruispunten kunnen voor sommige groepen gebruikers een belangrijke ontmoetingsfunctie hebben, ook al zijn ze daar in de eerste plaats niet voor ingericht. Wijken met weinig openbare ruimtes en waar vooral krappe huizen zonder tuinen staan, en wijken die kwalitatief matige openbare ruimtes hebben, lijken meer zulke ‘toegeëigende’ plekken te hebben. Bewoners hebben hier blijkbaar meer behoefte aan een ‘eigen’ plekje in de buitenruimte. Bij ontmoetingen in de openbare ruimte gaat het vaak om bekenden. Mensen die men van gezicht kent, worden overal begroet of er wordt een praatje mee gemaakt. Kleine kinderen en de hond zijn populaire aanleidingen hiervoor, zij stimuleren het sociale gebruik van openbare ruimtes.
Verder geldt dat in wijken met veel voorzieningen, zoals Bottendaal met veel winkels en horeca, openbare ruimtes minder gebruikt worden voor recreatieve doeleinden dan wijken die veel openbare ruimte en weinig voorzieningen hebben, zoals ’t Acker. Bewoners vinden openbare ruimtes in de wijk belangrijk, maar het eigen huis en winkelvoorzieningen zijn belangrijker. Dit zijn plekken waar men vaker is en waarvan noodzaak een grotere rol speelt. Verder hebben ontwikkelingen als digitalisering en individualisering hier ook een rol in. Wel draagt openbare ruimte bij aan de positieve waardering van een wijk in het algemeen. Het is niet zo dat het bijdraagt aan de identiteit van de wijk. Kenmerken die verwijzen naar de sfeer en sociale samenstelling zijn hierin meer bepalend. Blijkbaar zijn de openbare ruimtes in de wijk daarvoor niet spectaculair genoeg.
In wijken met veel privéruimte (ruime huizen en grote tuinen) zoals in Oosterhout, kan gedacht worden dat er minder gebruik wordt gemaakt van de openbare ruimtes in de wijk. Maar dit is onterecht. Juist in deze wijken wonen veel jonge gezinnen en het hebben van jonge kinderen zorgt ervoor dat er meer gebruik wordt gemaakt van de openbare ruimte. Ook betreft het vaak gezinnen die een huis hebben gekocht in een wijk waar ze voor langere tijd willen wonen, en waar ze daarom graag in de wijk willen investeren. Verder zorgt het hebben van een hond ervoor dat er meer gebruik wordt gemaakt van de openbare ruimtes in de wijk, dit geldt bijvoorbeeld voor ’t Acker. Dit zijn dan ook de twee persoonskenmerken die, naast leeftijd, met name invloed hebben op het gebruik en de beleving van openbare ruimtes.