"Hoi Mark, tof! Welke bank heeft u?" Een onderzoek naar de wijze waarop moedertaalsprekers van het Engels en van het Nederlands omgaan met de tweedeling tussen de formele en de informele aanspreekvorm
Summary
Het voorbeeld in de titel van dit onderzoek komt uit een e-mail geschreven door een moedertaalspreker van het Nederlands. Uit dit voorbeeld blijkt dat het niet altijd even gemakkelijk is om een keuze te maken tussen de formele aanspreekvorm "u" en de informele aanspreekvorm "je". De aanhef "hoi Mark" en het woord "tof" duiden op de informele toon van dit bericht. Toch kiest de schrijver van de e-mail ervoor om de ontvanger met het formele "u" aan te spreken, wat zorgt voor een vervreemdend effect. In dit onderzoek wordt gekeken wat de afwegingen van moedertaalsprekers van het Nederlands zijn om te kiezen voor de formele dan wel de informele aanspreekvorm. Dit zal worden vergeleken met de manier waarop moedertaalsprekers van het Engels die Nederlands als vreemde taal leren dit doen. Want als wij het al lastig vinden, hoe moeten Engelsen het dan ooit leren? In het Engels bestaat deze tweedeling immers niet. De verwachting is dan ook dat Engelsen minder consequent zijn in hun keuze van de aanspreekvorm, zowel individueel (in vergelijkbare situaties gebruiken ze vaker een andere aanspreekvorm) als onderling (in dezelfde situatie zijn er grotere verschillen binnen de groep proefpersonen dan bij de Nederlanders). De proefpersonen werd gevraagd om bij verschillende situaties dialogen te schrijven, zonder te weten wat het onderwerp van het onderzoek was (impliciet getest). Bij deze situaties was er sprake van de aan- of afwezigheid van status en de aan- of afwezigheid van solidariteit tussen de twee gesprekspartners van de dialoog. Daarna werd ze gevraagd wanneer ze "u" zouden gebruiken en wanneer "je" (expliciet getest). De verwachting was dat de verschillen tussen de Nederlanders en de Engelsen het grootst zouden zijn op impliciet niveau. Beide verwachtingen bleken te kloppen. De Engelsen waren inderdaad minder consequent in hun taalgebruik en dit verschil was het grootst op impliciet niveau. Dit impliceert dat de Engelsen het verschil in theorie weldegelijk kenden, maar het niet altijd even goed wisten toe te passen als de Nederlanders.