Jargongebruik tijdens de jeugdstrafzitting
Publication date
2010Author
Blois, J.H. de
Linden, J.E.A. van der
Rayhi, Y.
Laseur, H.A.G.
Metadata
Show full item recordSummary
Inleiding. Aan de hand van literatuuronderzoek is onderzoek gedaan in de Rechtbank te Breda en Alkmaar naar in hoeverre jargongebruik invloed heeft op de communicatie tijdens jeugdstrafzittingen in Nederland. Er is gekeken naar het jargongebruik door kinderrechters, officieren van justitie en advocaten. Daarnaast is gekeken naar de rol van de jongere en zijn of haar ouders en hun begrip van de jeugdstrafzitting. Tot slot is onderzoek gedaan naar het verschil in cultuur tussen professionele betrokkenen en de jongere en zijn/haar ouders. Methoden. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van observatie. Door middel van een gestandaardiseerd observatieformulier zijn met event-sampling de verschillende onderdelen onderzocht. Resultaten. Regelmatig wordt er jargon gebruikt door de kinderrechter, de officier van justitie en de advocaat van de jongere. Daarnaast blijkt de rol van zowel de jongere als de ouders niet passief te zijn tijdens de jeugdstrafzitting. Het lijkt dat de jongere de zitting goed begrijpt maar er zijn ook andere verklaringen mogelijk. Ouders lijken de jeugdstrafzittingen te begrijpen omdat alle ouders adequate antwoorden geven op de vragen die hen gesteld worden. Tot slot blijkt dat er een verschil in cultuur is tussen de professionele betrokkenen en de niet professionele betrokkenen. Conclusie. Het gebruik van jargon tijdens de jeugdstrafzitting blijkt weinig invloed te hebben op de communicatie. Ondanks het regelmatig gebruik van jargon door professionele betrokkenen kan niet gesteld worden dat dit leidt tot onbegrip van de jongere en zijn/haar ouders. Eveneens geldt dit voor het verschil in cultuur tussen de genoemde betrokkenen.