Stam…+t? Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de invloed van foutfrequentie van d/t-fouten, op de oordelen van lezers
Summary
Dit onderzoek trachtte na te gaan, wat de invloed is van het foutief niet toevoegen van een -t aan de stam van een werkwoord, in de derde persoon enkelvoud. De verwachting was dat het aantal fouten hierbij een belangrijke rol zou spelen. Volgens Jansen (2009) wordt een enkele spelfout de schrijver vergeven, en treedt er pas een negatief effect op wanneer dezelfde spelfouten systematisch worden gemaakt, zodat de lezer gaat beseffen dat de schrijver de spellingsregels onvoldoende beheerst. Op basis van deze verwachting, is allereerst door middel van een kwalitatief onderzoek vastgesteld bij hoeveel spelfouten lezers beseffen dat de schrijver systematisch dezelfde fout maakt. Vijftien proefpersonen lazen de tekst van een wijkfolder met daarin vijftien spelfouten hardop voor, en spraken hierbij hun gedachten uit. Tien personen wisten de fouten in de tekst niet te ontdekken, en vijf personen detecteerden de fouten wel. Op basis van de uitspraken van deze personen is vastgesteld dat lezers bij vier fouten nog niet beseffen dat steeds dezelfde regel wordt geschonden, en dat ze bij acht fouten wel door hebben dat de schrijver een ontoereikende regelkennis heeft.
Op basis van de gegevens uit het eerste onderzoek, is het tweede onderzoek opgezet. Dit kwantitatieve onderzoek trachtte na te gaan, wat de invloed is van foutfrequentie op tekstwaardering, overtuigingskracht, imago en leesgemak. Van dezelfde wijkfolder werden drie versies gemaakt, een conditie met nul fout, een conditie met vier fouten en één met acht spelfouten. In totaal lazen 173 mensen één van deze versies, en beantwoordden ze aansluitend verschillende vragen over de tekst. De resultaten laten zien dat proefpersonen die de tekst met acht fouten lazen, de schrijver slordiger vinden dan de mensen die de tekst met nul of vier fouten lazen. Ook blijkt dat de lezers van de tekst met acht fouten meer gedachten hadden over de schrijver. Dit resultaat komt overeen met de bevindingen van Areni & Sparks (2005), die concludeerden dat lezers meer gedachten hebben over de schrijver bij het lezen van een tekst met powerless language, dan bij een tekst met powerful language. D/t-fouten zouden ook gezien kunnen worden als een kenmerk van powerless langugage; het zijn oppervlakkige tekstkenmerken die afleiden van de verwerking van de boodschap, en geen inhoudelijke bijdrage leveren. Hiernaast lijken d/t-fouten te fungeren als perifere cue: het aantal gedachten over de schrijver is groter bij meer d/t-fouten, wat betekent dat er minder vaak een kritische afweging van de argumenten plaatsvindt, omdat er meer aandacht is voor andere factoren. Verwerking van de boodschap vindt dan plaats via de perifere route (Petty & Cacioppo, 1986; Petty & Wegener, 1999).
Er werden verder geen verschillen gevonden tussen de drie condities; het blijkt dat d/t-fouten vrijwel geen invloed hebben op tekstwaardering, imago, overtuigingskracht en leesgemak. Het ontbreken van resultaten is mogelijk te wijten aan het type spelfout dat is gebruikt, en het type communicatiemiddel dat is gemanipuleerd. Er zijn hiernaast wel aanwijzingen dat lezers een minimum aantal fouten nodig hebben (in dit geval meer dan vier), voordat ze beseffen dat de schrijver de spellingsregels niet beheerst.