De Menselijke Maat in Beleid: Hoe ambtenaren van ministeries betekenis en invulling geven aan het begrip
Summary
Dit exploratieve onderzoek richt zich op de menselijke maat in beleid vanuit het perspectief van
ambtenaren binnen ministeries. Naar aanleiding van schandalen zoals de toeslagenaffaire en
het dalende vertrouwen in de politiek, streven overheden ernaar de menselijke maat centraal te
stellen bij de totstandkoming en uitvoering van beleid, wet- en regelgeving. Het blijkt dat er op
verschillende manieren betekenis en invulling wordt gegeven aan de menselijke maat. Het
onderzoek richt zich op het verhelderen van de diverse betekenissen en invullingen, om de
overheid gerichter te laten sturen op de menselijke maat vanuit het beleidsproces. De
onderzoeksvraag voor deze scriptie luidt daarmee: Hoe wordt er betekenis en invulling gegeven
aan de menselijke maat in de totstandkoming van beleid binnen ministeries?
Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een documentanalyse van overheidsdocumenten, in
combinatie met interviews met elf beleidsmedewerkers van verschillende ministeries. Het
onderzoek wijst uit dat de meest gegronde betekenis inhoudt dat ambtenaren van ministeries
rekening dienen te houden met de omstandigheden van burgers waar beleid voor wordt
gemaakt, middels direct contact of contact via vertegenwoordigers. Het doel van het contact is
om de leefwereld en motivaties van burgers goed te begrijpen en hier in het beleidsproces
rekening mee te houden, ook al is dat niet altijd even makkelijk vanwege politieke keuzes of de
vrees voor een niet-representatief beeld. Verder wordt de menselijke maat omschreven als het
vereenvoudigen van beleid, het voorkomen of verzachten van hardheden en het beschermen
van mensen. Ook past het aannemen van een empathische, open, onbevooroordeelde,
zorgvuldige en proactieve houding bij de menselijke maat. Tot slot wordt de menselijke maat
toegepast door het inzetten van gedrags- en ervaringsdeskundigen en het volgen van het
Beleidskompas, met als onderdeel daarvan het toetsen op doenvermogen.