De ontwikkeling van schoolangst en separatieangst: verschillen naar afkomst en sekse
Summary
Achtergrond. Uit recente literatuur komt naar voren dat separatieangts en schoolangst met elkaar in verband staan. In verschillende onderzoeken wordt gevonden dat etnische minderheden meer angst ervaren dan de meerderheidsgroep en dat meisjes over het algemeen een hoger angstniveau hebben dan jongens, maar niet alle onderzoeken vinden deze verschillen. Deze vormen van angst kunnen grote gevolgen hebben voor het dagelijks functioneren van adolescenten, ook op latere leeftijd. Weinig onderzoek richt zich op de ontwikkeling van specifieke angstsymptomen als separatieangst en schoolangst. Daarnaast is weinig onderzoek in Nederland gedaan. Doel. Het doel van dit onderzoek is om te bekijken of er verschillen bestaan in de ontwikkeling van separatieangst en schoolangst tussen autochtone en allochtone scholieren in Nederland en tussen jongens en meisjes. Methode. 432 scholieren van verschillende havo en vwo scholen in Nederland hebben twee keer een vragenlijst ingevuld waarvan een onderdeel gericht is op verschillende angstsymptomen. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is gebruik gemaakt van een repeated measures design. Resultaten. Uit de resultaten komt naar voren dat er geen sprake is van interactie-effecten. Wel werden hoofdeffecten gevonden van tijd, afkomst en sekse. Conclusie. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat er geen verschil is in de ontwikkeling van separatieangst en schoolangst tussen scholieren van verschillende etnische achtergronden en tussen jongens en meisjes. Bij de verschillende groepen bleef schoolangst gelijk en nam separatieangst af. Verder werd geconcludeerd dat allochtone scholieren een hoger niveau van separatieangst en schoolangst ervaren dan autochtone scholieren en dat meisjes meer separatieangst ervaren en jongens meer schoolangst.