Doof voor Oost-Indië: waarom er geen excuus is gegeven aan de Molukse gemeenschap in Nederland
Summary
In de recente trend van nationale excuses in Nederland is het opvallend dat de Molukse gemeenschap in Nederland nog geen ‘eigen excuus’ heeft gekregen van de overheid. In dit onderzoek is onderzocht waarom spijtbetuigingen, erkenning en het nemen van historische verantwoordelijkheid door de overheid sinds de komst van de Molukse gemeenschap in 1951 in beperkte mate hebben bijgedragen aan verbetering van de onderlinge relatie. Dit is onderzocht met literatuuronderzoek, archiefonderzoek en oral history. Een analytisch kader is opgezet met de jonge academische literatuur over de emotie spijt in de politiek. Inzichten van onder andere socioloog Jeffrey Olick, historici Rob Boddice en John Torpey zijn als leidend beschouwd om de centrale concepten van spijtpolitiek, emotiegeschiedenis, herstelpolitiek en verzoening betekenis te geven in het analytische kader. Met dit kader zijn beleidsdocumenten vanaf 1951 in een top-down hoofdstuk geanalyseerd. Naast de beleidsdocumenten is gebruik gemaakt van getuigenissen van eerste en voornamelijk tweede generatie Molukkers in Nederland. Deze zijn de noodzakelijke menselijke en persoonlijke tegenstem bij beleid in een parallel lopend bottom-up hoofdstuk. Uit het onderzoek is gebleken dat de overheid lange tijd haar beleid vooral strategisch koos. De nieuwe relatie met Indonesië na de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog prevaleerde boven haar verantwoordelijkheid tegenover Molukse ex-KNIL militairen die naar Nederland kwamen. Toen beleid in de jaren zestig steeds meer integratiebevorderend werd, werd dit niet geaccepteerd door alle Molukkers. De overheid negeerde deze onvrede en dit resulteerde in Molukse acties in de jaren zeventig. Nieuw beleid en erkenning voor de bijzondere positie van de gemeenschap kwam in de jaren tachtig, maar nog geen excuus. Oproepen aan de overheid voor een excuus aan de Molukkers werden begin eenentwintigste eeuw genegeerd. Opvallend is dat de gemeenschap wel in een excuus in 2022 samen met de gehele Indische gemeenschap wordt genoemd. Echter toont dit vooral aan dat de gemeenschap is gesimplificeerd en dat haar ‘bijzondere positie’ is verdwenen. Respondenten gaven aan nu niet meer te wachten op een nieuw excuus en stelden andere vormen van erkenning voor. Opmerkelijk is dat hieruit blijkt dat het vertrouwen in de nationale overheid minder is dan het vertrouwen in gemeentelijke overheden. Dit onderzoek biedt een belangrijke bijdrage aan dominante opvattingen over nationale spijtpolitiek en tegelijkertijd breidt het de academische literatuur uit over de Molukse geschiedenis in Nederland. Een geschiedenis die zowel maatschappelijk als academisch nog te onderbelicht is.