Mens-dierrelaties met koninklijke paarden in de twintigste eeuw. Een publiekshistorisch onderzoek naar de geschiedenis van koninklijke paarden.
Summary
In dit onderzoek staat de hoofdvraag ‘Hoe zijn de verschillende relaties tussen mens en paard op Paleis Het Loo in de periode van Wilhelmina (1900 – 1940) ten opzichte van de periode van Beatrix (1980 – 2020) zichtbaar te maken voor het publiek?’ centraal. Het onderzoek bouwt voort op Paarden en Oranje-Nassau van Wouter Slob en Ans Herenius, en Koetshuizen in Nederland van Mario Broekhuis. Het antwoord op de hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de theorie omtrent publieksgeschiedenis. Allereerst is het model van Benjamin Filene en zijn ideeën over zelfidentificatie in een museum gevolgd. Door de teksten en theorieën van Éric Baraty, Jason C. Hribal, Erica Fudge en Phillip Howell is besloten tot autobiografieën van koninklijke paarden als publiekshistorisch eindproduct. Door deze autobiografieën en een gemodereerd antropomorfisme is sprake van historische correctheid, het plaatsen van koninklijke paarden in een bredere, historisch- culturele context en krijgen bezoekers de mogelijkheid zich te identificeren met de verhalen van de paarden. Om de autobiografieën te schrijven zijn drie deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag ‘hoe veranderde de nutsinvulling van de koninklijke paarden in de periode van Beatrix ten opzichte van de periode van Wilhelmina?’, laat een veranderende invulling van de nutsfunctie zien van de paarden. Hierbij is vastgesteld dat er sprake is van een afstandelijke relatie tussen de Oranjes en dienstpaarden, wat verschilt met de relatie met de persoonlijke paarden. De tweede deelvraag, ‘wat was de rol van de paarden in een ‘huisdierrelatie’ met het Koninklijk Huis tijdens de periode van Wilhelmina ten opzichte van de periode van Beatrix?’, toont de ontwikkeling aan van de mens-dierrelatie met de persoonlijke paarden. Hierbij is een verschil in de invulling van de relatie opgemerkt in de periode van Beatrix, ten opzichte van de periode van Wilhelmina. De laatste deelvraag is ‘hoe hebben de twee verschillende nutsinvullingen van de koninklijke paarden onder Wilhelmina en Beatrix invloed gehad op het inrichten van het staldepartement, ziekenboek en medische zorg?’ Deze vraag toont aan hoe men gedurende de twee periodes zijn beïnvloed in gedachtegang betreft paardenwelzijn, en wat voor uitwerking dit had in stalling, materiaal en training.