Een feministisch virus: Het deconstrueren van Confuciaanse genderrollen in visuele kunst in Zuid-Korea na 2016.
Summary
Deze scriptie onderzoekt hoe visuele kunstenaars Confuciaanse genderrollen deconstrueren ten tijde van de ‘Feminist Reboot’ in Zuid-Korea, na 2016. Het biedt een analyse van de manieren waarop kunst en visuele representaties het patriarchale Confuciaanse ideaal van de ‘hyperfemininiteit’ en ‘hypermasculiniteit’ uitdagen en heroverwegen. Deze deconstructie van genderrollen wordt aan de hand van drie hoofdstukken onderzocht, waarbij theorieën van Jacques Derrida over deconstructie centraal staan.
In het eerste hoofdstuk wordt de invloed van denkbeelden over essentialisme behandeld. Het hoofdstuk gaat eerst kort in op het onstaan van feminisme en feministische kunst in Zuid-Korea en gaat verder ook in op de rol van essentialisme door deze stromingen heen. Onder invloed van denkers zoals Luce Irigaray, Hélène Cixous en Joanna Elfving-Hwang wordt de essentie van vrouwelijkheid ter discussie gesteld. Hun post-essentialistische benadering biedt ruimte voor diverse en nieuwe interpretaties van vrouwelijkheid die losstaan van het Confucianisme.
Het tweede hoofdstuk behandelt het concept van ‘genderperformativiteit’ volgens de theorie van Judith Butler. Dit hoofdstuk kijkt naar de geschiedenis van de LHBTIQ+ gemeenschap in Zuid-Korea en gaat dan verder in op gender identiteiten die buiten de man- vrouw binairen vallen.
In het laatste hoofdstuk wordt gekeken naar hoe het feminisme kan worden verspreid als een ‘media virus’, aan de hand van de theorie van Douglas Rushkoff. Aan de hand van verschillende Zuid-Koreaanse feministsiche strategieën en hashtags kijkt dit hoofdstuk hoe de gedeconstueerde genderrollen zowel online als offline verspreidt worden.
Aan de hand van zes casestudies wordt onderzocht hoe visuele kunstenaars Confuciaanse genderrollen ondermijnen en nieuwe vormen van vrouwelijkheid en andere genderidentiteiten voorstellen. Dit gebeurt door middel van een deconstructivistische analyse. Ook wordt er in elk hoofstuk gekeken naar Jacques Rancière ‘distribution of the sensible’ en hoe kunst kan fungeren als middel om gevestigde machtsstructuren en sociale verhoudingen te ondervragen.