Van Scalpel tot Penseel: Drie anatomische voorstellingen ontleed
Summary
Dit onderzoek richt zich op drie uitzonderlijke schilderijen met anatomische voorstellingen: Blaassteen met twee schelpjes (1627), Neuspoliep (1667) en Kaakbeen (1727). Deze kunstwerken tonen de anatomische onderdelen uit hun titels en combineren daarbij beeldelementen uit de stillevenschilderkunst met cartouches die medische informatie verstrekken. Ondanks hun uitzonderlijke karakter zijn deze werken weinig onderzocht. Het doel van de scriptie is de oorspronkelijke functie van de drie schilderijen te achterhalen aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: ‘Hoe functioneerden schilderijen met anatomische voorstellingen, zoals Blaassteen met twee schelpjes (1627), Neuspoliep (1667) en Kaakbeen (1727), binnen de context van wetenschap, kunst en verzamelcultuur in de vroegmoderne Nederlandse Republiek?’ Omdat de schilderijen complex zijn kan deze vraag niet beantwoord worden aan de hand van gebruikelijke kunsthistorische kaders. Daarom is een interdisciplinaire benadering gehanteerd, waarbij de verschillende dimensies van de werken in drie hoofdstukken zijn geanalyseerd.
Het eerste hoofdstuk behandelt de wetenschappelijke context van de schilderijen door ze te vergelijken met anatomische illustraties en medische casuïstiek. Het tweede hoofdstuk plaatst de schilderijen binnen de traditie van de stillevenschilderkunst, waarbij ze visueel worden vergeleken met contemporaine stillevens. Het derde hoofdstuk onderzoekt de mogelijke rol van deze werken binnen (internationale) verzamelingen en rariteitenkabinetten door de functie van schilderijen en anatomische objecten binnen verzamelingen te analyseren en soortgelijke objecten te onderzoeken.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de schilderijen hybride werken zijn met uiteenlopende functies. Ze dienden mogelijk als bronnen van verwondering en kennis in rariteitencollecties, terwijl ze tegelijkertijd een symbolische representatie vormden van de beroepsgroep van chirurgijns. Breder beschouwd tonen deze werken aan dat de vroegmoderne realiteit complexer was dan de huidige theoretische en disciplinaire kaders suggereren, en dat dergelijke werken ons uitdagen om buiten conventionele grenzen te treden.