Van Hoogstraten naar het hiernamaals: De Zeven Smarten van Maria in de middeleeuwse memoriecultuur
Summary
In het eerste kwart van de zestiende eeuw werd voor Oda Stecke († in of kort na 1533) en Peter van der Beke († 1517) een ruim drie meter breed altaarstuk vervaardigd door de Meester van Hoogstraten. Dat plaatsten Oda en Peter op het door hen gestichte Zeven-Weeën-altaar in de Hoogstraatse Sint-Katharinakerk, waar het in 1591 op het hoogaltaar werd geplaatst. Deze scriptie richt zich op de functie van dit polyptiek, met als hoofdvraag ‘Hoe functioneerde het altaarstuk met De Zeven Smarten van Maria door de Meester van Hoogstraten (1497-1525) voor Oda Stecke en Peter van der Beke binnen de laatmiddeleeuwse ‘gemeenschap van de levenden en de doden’?’. Daartoe wordt het in het eerste hoofdstuk binnen de contemporaine politieke, culturele en religieuze context geplaatst. Bovendien wordt een toevoeging gedaan aan het lopende debat over de datering van het werk en speelt in het bijzonder de
laatmiddeleeuwse devotiecultuur rondom de zeven smarten van Maria een belangrijke rol. Vervolgens
richt het tweede hoofdstuk zich op de religieuze en sociaalmaatschappelijke functies van het
altaarstuk voor Oda en Peter. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de laatmiddeleeuwse ‘gemeenschap
van de levenden en de doden’ als theoretisch kader. Als laatste introduceert de epiloog van deze
sciptie nieuwe hypotheses over de originele samenstelling van het veelluik.
De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat het altaarstuk met De Zeven Smarten van
Maria binnen de laatmiddeleeuwse memoriecultuur beschouwd moet worden als memorietafel voor
Oda Stecke en Peter van der Beke. Zij schonken het polyptiek aan de Sint-Katharinakerk om enerzijds
te zorgen voor hun zielenheil, en anderzijds om een bepaalde mate van sociale status te
bewerkstelligen. Daarnaast wordt aangetoond dat Hoogstraten in de middeleeuwen een belangrijkere Zuid-Nederlandse schakel was op planologisch, politiek, cultureel en religieus vlak dan voorheen
wellicht werd gedacht. Op metaniveau toont de functie van het altaarstuk met De Zeven Smarten van
Maria als memorietafel bovendien aan dat de laatmiddeleeuwse devotiecultuur rondom Onze Lieve
Vrouw van Zeven Smarten op dezelfde lijn moet worden gezien als de ‘gemeenschap van de levenden
en de doden’. Tussen deze twee religieuze velden vormt de drang om te zorgen voor het eigen
zielenheil de verbindende schakel. Als laatste blijkt uit het deelonderzoek naar de originele
samenstelling van het altaarstuk dat dit specifieke veld verder kunsthistorisch onderzoek behoeft. Eén
bestaande hypothese kan worden bevestigd, twee worden ontkracht en de auteur stelt zelf ook nieuwe
theorieën voor. Deze scriptie kon dus niet aantonen hoe het altaarstuk precies in elkaar zat, maar wel
hoe het functioneerde en hoe het contemporaine religieuze devotiepraktijken reflecteert.