FLORALE SYMBOLIEK IN À MON SEUL DÉSIR
Summary
De La Dame à la Licorne (1484-1538) wandtapijtenreeks die hedendaags wordt bewaard in het Musée de Cluny te Parijs, behoort tot een van de meest intrigerende laatmiddeleeuwse kunstwerken en is tot het heden een kernpunt van discussie. Het is vanaf de twintigste eeuw namelijk algemeen erkend dat vijf van de zes wandtapijten – respectievelijk Le Toucher (afb. 1), Le Goût (afb. 2), L’Odorat (afb. 3), L’Ouïe (afb. 4) en La Vue (afb. 5) – allegorische verbeeldingen betreffen van de vijf zintuigen. De voorstelling van het zesde tapijt, À mon seul désir (afb. 6), blijft echter onhelder. Hoewel de wandtapijten in de huidige historiografie via diverse invalshoeken zijn benaderd, blijft de afgebeelde flora echter een marginaal component. Dit onderzoek richt zich derhalve op zowel de symboliek als de plaatsing van de bloemen in À mon seul désir om de huidige historiografie aan te scherpen. Het eerste hoofdstuk richt zich op de stand van botanische kennis in de Zuidelijke-Nederlanden ten tijde van de vervaardiging van de wandtapijtenreeks. De kennis waarover men destijds beschikte, geeft namelijk inzicht in onder andere de omgang, het gebruik en tot slot de toegankelijkheid van bloemen en planten. Het tweede hoofdstuk behandelt de plaatsing van de flora in À mon seul désir, de onderlinge interactie en tot slot de interactie tussen de flora en de menselijke en dierlijke figuren. De nauwkeurige plaatsing van de flora lijkt namelijk niet willekeurig. Tot slot maakt het derde hoofdstuk een kritische aanscherping op de gezaghebbende zintuiglijke theorie van A. F. Kendrick (1872-1954) aan de hand van de bloemsymboliek in À mon seul désir. Kendrick benoemde binnen zijn theorie namelijk dat de wandtapijten louter seculiere voorstellingen van de zintuigen zouden betreffen, de bloemsymboliek wijst daarentegen in de richting van een religieuze en hoofse boodschap.