De algoritmekaart: Doeltreffend hulpmiddel bij het controleren van werkwoordspelling voor leerlingen uit groep 8?
Summary
Uit onderzoeken in de afgelopen vijf decennia is gebleken dat basisschoolleerlingen grofweg 60% van de werkwoordsvormen correct spellen (Assink, 1987; Inspectie van het Onderwijs, 2008; Van der Velde, 1960; Zuidema, 1988). De algoritmemethode bleek hierbij de meest effectieve instructiemethode (Assink, 1983; Zuidema, 1988). Deze heeft als hulpmiddel de algoritmekaart. De vraagstelling van dit onderzoek was of er verschillen zijn tussen de aantallen correct geschreven werkwoordsvormen en tussen de hierbij gebruikte nader te analyseren denkstrategieën wanneer leerlingen uit groep 8 de werkwoordsvormen niet controleren (onderzoeksgroep 1), zonder algoritmekaart controleren (onderzoeksgroep 2) of met algoritmekaart (onderzoeksgroep 3). Bij de drie onderzoeksgroepen is een dictee werkwoordspelling afgenomen, aangevuld met het observeren van hardop-denkprotocollen in de laatste twee onderzoeksgroepen. Toetsing met de enkelvoudige ANOVA wees uit dat geen verschillen werden gevonden in aantallen correct geschreven werkwoordsvormen tussen de drie onderzoeksgroepen. Uit de observaties bleek echter dat het controleren van persoonsvormen met de algoritmekaart en het regelmatig oefenen met werkwoordspelling, een positieve relatie leek te hebben met het gebruiken van een correcte denkstrategie gevolgd door een correcte werkwoordsvorm. Het gebruiken van en voldoende oefenen met de bestaande algoritmekaart is dus bij het controleren van persoonsvormen een effectief hulpmiddel voor het gebruiken van een correcte denkstrategie met correcte werkwoordsvorm. Naar aanleiding van dit onderzoek kan echter niet gesteld worden dat de algoritmekaart een effectief hulpmiddel is bij het correct schrijven van alle soorten werkwoorden.