Nieuwe theatrale kerken in een nuchter land
Summary
In deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar de neobarokstijl in Nederlandse
kerkinterieurs tussen 1825 en 1920. De neobarok is in vergelijking met andere neostijlen
uit de negentiende eeuw een relatief zeldzame stijl, waar weinig onderzoek naar is
verricht. Het doel van dit onderzoek was om te verhelderen hoeveel neobarokke
kerkinterieurs er in Nederland zijn, en hoe de neobarok in deze interieurs is toegepast.
In de neobarokstijl wordt, zoals de naam suggereert, teruggegrepen naar de
stijlprincipes van de barok. Deze voornamelijk kerkelijke stijl, wordt gekenmerkt door
klassieke vormen zoals zuilen en pilasters, die worden aangevuld met rijke, plastische
ornamentiek. Nadat de geloofsvrijheid in 1798 in Nederland werd vastgelegd in de
Bataafse Grondwet mochten alle kerkgenootschappen openbaar hun geloof belijden en
kerken bouwen. Met behulp van staatssubsidies konden veel nieuwe kerken worden
gebouwd. In veel gevallen hadden deze kerken een neoclassicistisch uiterlijk, maar
werden uitgevoerd met een neobarok interieur.
Waar in Nederland de neobarok een voornamelijk kerkelijke stijl was, werd in
andere Europese landen de neobarok gebuikt om nationale trots uit te drukken, zoals in
Frankrijk met de Second Empire, in Duitsland met het Wilhelmisme en in Engeland met
de Edwardian Baroque.
In het tweede hoofdstuk werden 73 kerken geïnventariseerd met neobarokke
interieurs of interieuronderdelen. Hoewel de stijl in de literatuur als uiterst zeldzaam
wordt gezien, blijkt uit de inventarisatie dat in de interieurarchitectuur van voornamelijk
katholieke kerken deze stijl veel meer is uitgevoerd.
Tot slot werden drie neobarokke kerken als casussen nader onderzocht: de Sint
Vituskerk in Hilversum, de Paradijskerk in Rotterdam en de Basiliek van de Heiligen
Agatha en Barbara in Oudenbosch. Deze kerken vormen als totaal kunstwerken de
meest uitgebreide voorbeelden van neobarok in Nederland.