The Relationship Between Cognitive Functioning and Externalizing Behavior in 6-Year-Olds

Abstract

externaliserend gedrag wordt gekenmerkt door hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachtsproblemen, waaronder symptomen die verband houden met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Het is een van de meest voorkomende problemen bij jonge kinderen. Externaliserend gedrag heeft invloed op het cognitief functioneren van kinderen, bijvoorbeeld op de intelligentie (IQ). Hoewel er een verband bestaat tussen externaliserend gedrag en cognitief functioneren, zijn de meeste onderzoeken uitgevoerd bij adolescenten. Er is nog veel onbekend en onderzoek bij jonge kinderen zou inzicht kunnen verschaffen in de etiologie van deze problemen. Methode: in totaal namen 122 participanten rond de leeftijd van 6 jaar deel aan het onderzoek bestaande uit het invullen van de Child Behavior Checklist (CBCL 6-18 jr; subschalen externaliserend gedrag, aandachtstekort hyperactiviteit en oppositioneel opstandige problemen), en de Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence (WPPSI-III-NL; totaal IQ). De hypothesen werden getest door middel van lineaire regressieanalyses en een one-way ANOVA-analyse. Resultaten: er werd geen significante relatie gevonden tussen externaliserende gedragsproblemen en cognitief functioneren bij kinderen (p = .668). Bovendien waren problemen met aandachtstekort/hyperactiviteit negatief geassocieerd met het cognitief functioneren (p = .000) en oppositionele opstandige problemen waren positief geassocieerd met cognitief functioneren (p = .002). Ten slotte waren er geen significante verschillen in geslacht tussen de invloed van externaliserende gedragsproblemen, aandachtstekort/hyperactiviteitsproblemen en oppositionele opstandige problemen en cognitief functioneren. Discussie: de resultaten geven aan dat alleen aandachtstekort/hyperactiviteit en oppositionele opstandige problemen, maar niet externaliserend gedrag, het cognitief functioneren bij 6-jarige kinderen beïnvloeden. Bovendien waren er geen verschillen tussen de geslachten. Toekomstig onderzoek is wenselijk om de causaliteit verder te onderzoeken.