De essentiële tentoonstelling: Een analyse van de veranderende perspectieven op genderessentialisme aan de hand van elf feministische tentoonstellingen vanaf de tweede feministische golf tot nu
Summary
Genderessentialisme is essentieel binnen het feministisch gedachtegoed, maar tevens de vloek van haar bestaan. Een politiek die streeft naar gendergelijkheid, en de onderdrukking van vrouwen op basis van aangeboren eigenschappen afwijst, ontkomt zelf niet aan het gebruik van essentialistische identificaties om dit streven te behalen. Hiervoor is tenslotte enige definitie nodig van wát genderdifferentiatie inhoudt, en welke rol dit speelt in de samenleving.
De keuzes die curatoren maken bij het samenstellen van feministische tentoonstellingen, creëren overheersende narratieven die grote invloed hebben op het algemene begrip van de feministische beweging en de onderliggende theorieën. Het is hierbij onvermijdelijk keuzes te maken over wat de gehanteerde definitie van ‘vrouw’ is, wat deze tentoonstellingen bij uitstek een gelegenheid maakt om de geschiedenissen van benaderingen rond genderessentialisme te onderzoeken.
Deze thesis onderzoekt hoe feministische tentoonstellingen van de jaren zeventig tot heden zich verhouden tot verschillende perspectieven op genderessentialisme binnen de feministische kunsttheorie. Door de inhoud, theoretische insteek en gebruikte strategieën van elf tentoonstellingen te analyseren, wordt inzicht verkregen in de manieren waarop deze tentoonstellingen genderessentialisme hebben benaderd.
In de eerste feministische tentoonstellingen tijdens de tweede feministische golf werd gezocht naar een overkoepelende beeldtaal om de gedeelde ervaring van onderdrukking tegen te spreken. Later leverde dit vanuit het poststructuralistische feminisme het verwijt op dat die beeldtaal op biologische essenties berustte. In de tentoonstellingen in de jaren negentig werd deze poststructuralistische kritiek op essentialisme onderzocht, en ontstonden meer veelstemmige benaderingen. De feminist blockbusters van de jaren 2000 benadrukten de pluraliteit en diversiteit van feminismes, en hadden een mondiale en intersectionele aanpak. Recente tentoonstellingen incorporeren benaderingen van queertheorie en intersectionaliteit, terwijl ze erkennen dat feministische bewegingen continu in dialoog staan met essentialisme om genderhiërarchieën te doorbreken.
Deze thesis concludeert dat, ondanks de evolutie in benaderingen en theorieën, feministische tentoonstellingen altijd een vorm van strategisch essentialisme hebben gehanteerd om het feministische doel van gelijkheid en de strijd tegen onderdrukking te bevorderen. Dit begrip van essentie werd met de tijd inclusiever, en zelfbewuster over het feit dat vrouwelijkheid geen stabiel gegeven is, maar een noodzakelijke essentialisering.