De wijde wereld in met CKV
Summary
De centrale vraag van deze thesis betreft de mate waarin het curriculum van Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) beter zou kunnen aansluiten bij nieuwe, dekoloniale perspectieven op kunst en kunstgeschiedenis. Het vak is momenteel gericht op de beleving van de leerling, wat op zichzelf waardevol is. De vraag is echter of hierdoor geen kansen worden gemist om nieuwe perspectieven uit het kunstdiscours te integreren, met name met betrekking tot historische en eigentijdse ongelijkheid in kansen voor niet-Westerse kunst.
In de literatuur is sinds het einde van de jaren zeventig het dekoloniale denken onderwerp van uitgebreide theorievorming geworden. Daarmee is duidelijk geworden dat modernisme en kolonialiteit sterk verbonden begrippen zijn. Het museum, als een fenomeen uit het modernisme, illustreert dit verband, waarbij de selectie in het museum tot uitsluiting van kunst van niet-Westerse kunstenaars leidt, zonder dat dit destijds als problematisch werd beschouwd. Auteurs benadrukken dat het niet alleen belangrijk is om dit probleem te erkennen, maar ook om actief te werken aan het herstellen van de gevolgen.
Musea zijn zich bewust van dit vraagstuk en ondernemen stappen om meer evenwicht te creëren in hun collectie- en tentoonstellingsbeleid. Voor dit onderzoek zijn twee collectieopstellingen geanalyseerd, van het Stedelijk Museum en het Van Abbemuseum. Hieruit blijkt dat musea in hun collectiebeleid streven naar meer evenwicht, een openhartige en zelfreflectieve opstelling en ook de bezoekers hiermee trachten te prikkelen, door tentoonstellingen te presenteren die niet alleen meer niet-Westerse kunst laten zien, maar ook expliciet over het onderwerp kolonialisme gaan.
Ten slotte wordt er gekeken hoe dit uitwerking kan hebben op het vak CKV. De opzet van het curriculum is ondergebracht in een herhalende cyclus van vier stappen: verkennen, verbreden, verdiepen en verbinden. Op dit moment is er in het nog veel ruimte om, vaak ongemerkt moderne en koloniale ideeën over kunst te doceren. Bijvoorbeeld door de docent die de leerling ‘bemiddelt’ naar andere kunstuitingen in de stap verbreden.
Dit kan worden opgelost door deze vier stappen anders in te vullen. Verkennen draait om het verkennen van kunst buiten je referentiekader. Verbreden dient geen gestuurd proces vanuit de docent te zijn, maar gebeurt onderling. Bij het Verdiepen kan onderzoek gedaan worden naar waar het referentiekader van de leerling vandaan komt. Om dit bij Verbinden samen te analyseren. Zo krijg je een CKV dat mondiaal in inhoud is en dekoloniaal in houding.