Het oudste beroep, de nieuwste wet: de Wet regulering sekswerk in het licht van artikel 4 EVRM
Summary
Het wetsvoorstel voor de Wet regulering sekswerk (Wrs) introduceert een vergunningsplicht voor alle sekswerkers en seksbedrijven. Een vergunning wordt verstrekt aan personen die ten minste 21 jaar oud zijn, zelfredzaam zijn en een geldige woon- en verblijfsstatus hebben. De zelfredzaamheid van een sekswerker wordt beoordeeld door een gemeenteambtenaar. Klanten van sekswerkers zonder vergunning worden strafbaar, evenals de personen die uit winstbejag betrokken zijn bij onvergunde prostitutie (het 'pooierverbod'). Het wetsvoorstel is ingediend om misstanden in de seksbranche tegen te gaan, zoals mensenhandel en gedwongen prostitutie.
Lidstaten hebben op grond van artikel 4 EVRM de positieve verplichting om voldoende praktische en effectieve bescherming te bieden tegen gedwongen prostitutie en mensenhandel. Onderdeel van die verplichting is dat lidstaten een adequaat juridisch en administratief raamwerk moeten hebben om mensenhandel en gedwongen prostitutie tegen te gaan. Uit dit onderzoek blijkt dat Nederland deels al voldoet aan die verplichting (ook zonder invoering van de Wrs): in artikel 273f Sr is namelijk een strafbaarstelling van mensenhandel en gedwongen prostitutie opgenomen. Uit de zaak Rantsev tegen Cyprus en Rusland blijkt echter dat er in zo'n geval toch een schending van artikel 4 EVRM kan zijn, namelijk als de aanpak van een lidstaat in praktijk contraproductief is. Dit onderzoek concludeert dat de Wrs in Nederland kan leiden tot een contraproductieve aanpak. De belangrijkste reden daarvoor is dat een deel van sekswerkers geen vergunning zal willen of kunnen krijgen, maar toch doorgaan met hun werk. Zij belanden daardoor in de illegale seksbranche, waar ze extra kwetsbaar zijn voor seksuele uitbuiting. Ook juridische experts, wetenschappers en belangenorganisaties waarschuwen daarom voor de effecten van het wetsvoorstel. Als de Wrs toch wordt doorgevoerd en onvergunde sekswerkers inderdaad slachtoffer worden van seksuele uitbuiting, levert dat een sterke indicatie op dat Nederland niet voldoet aan de plicht om praktische en effectieve bescherming tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie te bieden.