Financieringsinstrumenten: effect op stedelijke projecten?
Summary
Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is de concurrentiestrijd tussen steden vergroot. Dit komt doordat actoren in steden steeds meer gericht zijn op het aantrekken van zoveel mogelijk consumenten en diensten. Om de concurrentiepositie van de stad te versterken, zijn lokale overheden gaan samenwerken met private partijen. Dit heeft geleid tot de opkomst van publiek-private samenwerkingsverbanden zoals centrummanagement. Een belangrijke ontwikkeling in centrummanagement is dat steeds vaker financieringsinstrumenten, zoals onroerendezaakbelasting (OZB) of reclamebelasting, worden toegepast op ondernemers om een ondernemersfonds op te richten. Met dit fonds kunnen verschillende organisaties, zoals centrummanagement, projecten realiseren. Door het ondernemersfonds moeten alle ondernemers meebetalen aan centrummanagement waardoor de betrokkenheid van ondernemers in centrummanagement kan worden vergroot. Een toenemende betrokkenheid van private partijen in stedelijk beleid kan ertoe leiden dat dit beleid steeds meer gericht is op het economisch functioneren van het centrum en minder aandacht heeft voor sociale dienstverlening. Een belangrijk doel van dit onderzoek is om te achterhalen in hoeverre de inhoud van projecten van centrummanagement veranderd door het toepassen van financieringsinstrumenten. De volgende vraag staat hierbij centraal: In hoeverre beïnvloedt het gebruik van een financieringsinstrument de samenstelling van participanten, het budget en de inhoud van projecten van centrummanagement?
Door middel van een enquête onder 160 Nederlandse gemeenten, met een respons van 39%, is geïnventariseerd welke gemeenten centrummanagement toepassen, hoe dit wordt gefinancierd, welke actoren participeren en wat voor projecten hiermee worden gerealiseerd. De resultaten van dit onderzoek zijn gedeeltelijk vergeleken met enquêteresultaten uit 2001. Vervolgens is door middel van 10 semi-gestructureerde interviews in Leiden en Nijmegen onderzocht wat de relatie is tussen het toepassen van een financieringsinstrument en de participanten, budget en inhoud van projecten.
De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek laten zien dat het gemiddelde budget van centrummanagement, ten opzichte van 2001, aanzienlijk is toegenomen. Dit kan verklaard worden doordat steeds meer financieringsinstrumenten worden toegepast, waardoor de ondernemersbijdrage aan centrummanagement toeneemt. In 2005 is de eerste gemeente begonnen met een financieringsinstrument en momenteel passen minstens 16 gemeenten een financieringsinstrument toe. Uit dit onderzoek blijkt verder dat het toepassen van een financieringsinstrument grote invloed kan hebben op de inhoud van projecten. Deze invloed kan worden verklaard aan de hand van drie concepten die van toepassing zijn in Nijmegen en Leiden:
1) Structurele financiering versus financiering op projectbasis basis
In beide steden is het budget van centrummanagement toegenomen, waardoor meer projecten worden gerealiseerd dan in de jaren voorafgaand aan het financieringsinstrument. Toch zijn er verschillen in de manier waarop centrummanagement wordt gefinancierd. Zo wordt centrummanagement in Nijmegen op projectbasis gefinancierd uit het ondernemersfonds. Hierdoor heeft bij centrummanagement een verschuiving plaatsgevonden van lange termijn projecten naar korte termijn projecten en is er geen geld meer voor organisatorische aspecten. In Leiden daarentegen heeft centrummanagement structureel recht op een vast percentage uit het ondernemersfonds. Hierdoor is in deze stad meer geld beschikbaar gekomen voor lange termijn projecten en regelmatig terugkerende projecten, zoals evenementen.
2) Aantal financiële participanten
In beide steden zijn ondernemers en vastgoedeigenaren meer gaan financieren in centrummanagement door het financieringsinstrument. De adviserende betrokkenheid van deze partijen is echter niet toegenomen door het ondernemersfonds. In Nijmegen heeft het ondernemersfonds wel grote gevolgen gehad voor het aantal financiële participanten. De komst van het ondernemersfonds heeft namelijk het draagvlak van de overige participanten, zoals gemeente en banken, weggehaald om mee te financieren aan centrummanagement. Hierdoor wordt centrummanagement in Nijmegen momenteel alleen gefinancierd vanuit het ondernemersfonds. Centrummanagement Leiden heeft echter meerdere financiële participanten, waarbij ook de gemeente een belangrijke financiële participant is. Het gevolg is dat de projectcriteria die verbonden zijn aan het ondernemersfonds in Nijmegen grotere invloed hebben op de inhoud van projecten dan in Leiden.
3) Projectcriteria die verbonden zijn aan de bestedingen uit het ondernemersfonds
In beide steden moeten projecten uit het ondernemersfonds ten goede komen aan het collectieve belang van ondernemers. Daarnaast worden in Nijmegen nog meer criteria gesteld waardoor de inhoud van projecten aanzienlijk is veranderd door het ondernemersfonds. Momenteel heeft centrummanagement Nijmegen namelijk alleen geld voor korte termijn projecten op het gebied van marketing en promotie en in mindere mate voor ruimtelijke economie. In de jaren voorafgaand aan het ondernemersfonds was centrummanagement echter voornamelijk bezig met lange termijn projecten op het gebied van mobiliteit, openbare ruimte, veiligheid en leefbaarheid. In Leiden is, net als in Nijmegen, de nadruk komen te liggen op marketing en promotie. De oorzaak van deze verandering ligt echter niet bij de komst van het ondernemersfonds, maar is voornamelijk veroorzaakt door de toegenomen behoefte Leiden beter op de kaart te zetten. Door het ondernemersfonds is er echter wel meer geld beschikbaar gekomen om deze projecten te realiseren. Daarnaast is centrummanagement Leiden in overleg met het ondernemersfonds meer lange termijn projecten op het gebied van openbare ruimte gaan realiseren dan in de jaren voorafgaand aan het ondernemersfonds. Naast promotie, marketing en openbare ruimte realiseert centrummanagement in Leiden, in tegenstelling tot in Nijmegen, ook veel projecten binnen andere thema’s.
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het toepassen van financieringsinstrumenten leidt tot een toegenomen financiële participatie van ondernemers, maar niet tot een toegenomen adviserende betrokkenheid van deze groep in centrummanagement. Toch leidt het toepassen van een financieringsinstrument tot een andere inhoud van projecten. Dit kan verklaard worden door de projectcriteria die gesteld worden vanuit het ondernemersfonds. Deze criteria verschillen per gemeente, maar houden in ieder geval in dat de opbrengst van een ondernemersfonds ten goede moet komen aan het collectieve belang van ondernemers. Hierdoor worden met centrummanagement meer projecten gerealiseerd op het gebied van marketing en promotie. Het gevolg is dat het stadscentrum in toenemende mate geproduceerd wordt voor de consument, wat de sociaal-ruimtelijke polarisatie van het stadscentrum kan versterken. Voor mensen die het centrum op een andere manier willen gebruiken dan door te consumeren wordt naar verhouding namelijk steeds minder beleid gemaakt. Dit kan ertoe leiden dat mensen die niet willen consumeren, in het stadscentrum niet langer welkom zijn en daardoor ook steeds minder vaak te vinden zijn in dit deel van de stad.