Innovatie in een nieuw daglicht: een onderzoek naar de contextuele verschuiving van een begrip en de impact daarvan op de kunstwereld
Summary
In dit kunsthistorische onderzoek wordt de impact van de contextuele en artistieke verschuiving van ‘innovatie’ op de hedendaagse kunstinstelling aangetoond. Voor een lange tijd stond het begrip innovatie bekend als een positieve waarde ter aanduiding van vernieuwing en verbetering. Tegenwoordig worden de keerzijdes van modernisering en constante vooruitgang echter steeds zichtbaarder. De economische, sociale en culturele wetenschappen betwisten de Westerse betekenis van ‘innovatie’ gevormd door de vrijemarkteconomie en bevragen of deze altijd gelijk staat aan verbetering. Ook in de kunsten vindt er een transitie plaats wat innovatie betreft. Gedurende het modernisme was artistieke innovatie het belangrijkste criteria van kunst. Maar kan artistieke innovatie nog wel functioneren als een waardeoordeel wanneer ‘innovatie’ bevraagd wordt? En op wat voor manier gaat de hedendaagse kunstruimte hiermee om?
Om deze vraag te beantwoorden wordt ten eerste de evolutie van innovatie als een begrip uiteengezet. Dit neutrale concept voor nieuwheid wordt vanaf de negentiende eeuw langzamerhand gecommercialiseerd en ontwikkelt zich gedurende de twintigste eeuw uit tot betwistbare innovatie-ideologie: de overtuiging dat technologische vooruitgang resulteert in sociale verbetering. Vervolgens wordt deze contextuele verschuiving van innovatie in relatie gebracht met de daaraan gerelateerde ontwikkelingen in de kunsten: het modernisme en postmodernisme. Hieruit blijkt de artistieke verschuiving van innovatie. Oftewel, de transitie van artistieke vernieuwing naar het tijdperk van reproductie.
Het tweede hoofdstuk behandelt uiteenlopende theorieën omtrent de gevolgen van deze tweeledige verschuiving van ‘innovatie’ op de hedendaagse kunst. Er komen verschillende manieren aan bod waarop kunst een rol kan spelen in de destructieve effecten van modernisering: kunst kan resonantie opwekken en worden ingezet tegen vervreemding, verlichten door de gevolgen van versnelling op een overdreven manier te onderstrepen, en bepaalde niet-Westerse noties en benaderingen aftasten. Ook komt in dit hoofdstuk het belang van de kunstruimte naar voren in de groeiende vraag naar representatie.
Het derde hoofdstuk betreft twee casestudies van hedendaagse kunstruimtes. Duidelijk wordt dat ‘innovatie’ van het esthetische naar het maatschappelijke veld is verschoven. Artistieke vernieuwing fungeert hier niet langer als criteria. Deze kunstruimtes tonen vernieuwing door een prominente positie aan te nemen binnen de samenleving en innovatieve oplossingen aan te dragen voor maatschappelijke problemen. Uit de conclusie blijkt dat ‘innovatie’ anders in de mond wordt genomen in de hedendaagse kunstruimte.