De toegang tot het gefinancierde rechtsbijstandsstelsel: ‘Te vinden voor iedereen?’
Summary
Dit explorerend onderzoek richt zich op de hoofdvraag: Hoe verhoudt het huidige beleidsmatige uitgangspunt van de zelfredzame burger bij de toegang tot het rechtsbijstandsstelsel zich tot de capaciteiten van de doelgroep kwetsbare burgers met verminderd denk- en doenvermogen? Het beleidsmatige uitgangspunt draait om de vraag welke capaciteiten de overheid van burgers veronderstelt om toegang te krijgen tot en gebruik te maken van het beleid. In dit onderzoek worden de veronderstelde capaciteiten vergeleken met de daadwerkelijke capaciteiten van een belangrijke beleidsdoelgroep in het rechtsbijstandsstelsel: kwetsbare burgers met verminderd denk- en doenvermogen.
Om een antwoord te formuleren op de hoofdvraag is wetenschappelijk onderzoek verricht middels documentanalyses en kwalitatieve interviews met politici, ambtenaren, sociaal advocaten en burgers. Uit dit onderzoek blijkt dat er een zekere discrepantie lijkt te bestaan tussen de veronderstelde en daadwerkelijke capaciteiten van burgers om toegang te krijgen tot het gefinancierde rechtsbijstandsstelsel. Door deze discrepantie bestaat het risico dat burgers die in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand bij hun geschil, dit niet krijgen en zo tussen wal en schip belanden.
De bevindingen van dit onderzoek dragen bij aan de wetenschappelijke kennis over beleidsmatige uitgangspunten, de rol van kwetsbare burgers en de interactie tussen deze concepten in de praktijk. Het onderzoek levert daarnaast aanknopingspunten voor vervolgonderzoek op het beleidsterrein van het gefinancierde rechtsbijstandsstelsel en andere beleidsterreinen.
De bevindingen van dit onderzoek dragen verder bij aan de maatschappelijke kennis over mogelijke discrepantie tussen beleidsmatig veronderstelde en daadwerkelijke capaciteiten van burgers. Dit onderzoek levert inzicht in weeffouten die de discrepantie binnen het rechtsbijstandsstelsel in de hand werken. Op basis van deze weeffouten doet dit onderzoek twee aanbevelingen om de verhouding tussen de veronderstelde en daadwerkelijke capaciteiten van burgers te verbeteren:
Aanbeveling 1: Het versterken van de eerste lijn rechtshulp:
In dit onderzoek is gebleken dat de huidige vormgeving van de eerste lijn rechtshulp hoge drempels opwerpt voor kwetsbare burgers om toegang te krijgen tot het gefinancierde rechtsbijstandsstelsel. Praktisch wordt aanbevolen om de eerste lijn te versterken door het aantal juridisch loketten uit te breiden, de openingstijden van het loket te verbreden, het beltarief af te schaffen en het takenpakket van het juridisch loket te verdiepen en te verbreden. Het doel is om burgers in een vroeg stadium adequaat te voorzien van hulp bij hun juridische probleem en daardoor escalatie van het probleem te voorkomen.
Aanbeveling 2: Het verkleinen van de actie- en keuzearchitectuur van burgers:
In dit onderzoek is gebleken dat burgers veel zelfredzame acties moeten ondernemen om toegang tot het rechtsbijstandsstelsel te krijgen, wat in veel gevallen niet lukt. Het verkleinen van de actie- en keuzearchitectuur komt tegemoet aan de verminderd zelfredzame capaciteiten van kwetsbare burgers en zorgt voor een betere verhouding tussen de veronderstelde en daadwerkelijke capaciteiten van burgers. Praktisch wordt aanbevolen om de actie- en keuzearchitectuur te verkleinen door het experiment om burgers te verplichten zelfstandig hun aanvraag voor een toevoeging te doen niet uit te voeren. Daarnaast wordt aanbevolen om de mogelijkheid te creëren dat het juridisch loket namens burgers een toevoeging of een RATZ-regeling aanvraagt.