Tussen desillusie en solidariteit
Summary
Dit onderzoek begint met de waarneming dat het debat over os, zoals dat op dit moment gevoerd wordt, lastige vragen oproept voor de vertegenwoordigers van het ontwikkelingssamenwerking beleid. De critici confronteren de sector met een eigen, zeer sceptisch beeld van wat ontwikkelingssamenwerking doet en kan en zijn er in geslaagd het initiatief in het debat naar zich toe trekken. Ontwikkelingssamenwerking is daarmee in een debat betrokken geraakt waarin de beproefde beleidslijnen, de gebruikelijke verantwoordingskanalen en zelfs het ongeveer universeel geachte doel van internationale armoedebestrijding minder houvast bieden en waarin de generaliserende perspectieven van de critici vaak effectiever lijken dan de op beleidskwaliteit en solidariteit gerichte reactie van de vertegenwoordigers van het ontwikkelingssamenwerking beleid.
Tegen deze achtergrond is de omgang met het debat voor de vertegenwoordigers van het staande beleid een lastig vraagstuk geworden. Wat is een gepaste houding in dit debat? Moet de sector de objectieve verantwoording over het beleid versterken, bijvoorbeeld door de resultaten van het beleid beter uit te dragen of de evaluatie van het beleid uit te breiden? Moet de sector investeren in een inhoudelijke verdieping van het debat? Of moet de sector juist, voor het behoud van haar kernwaarden, actief de aansluiting zoeken bij een meer ontwikkelingssamenwerking sceptisch publiek? Moet de sector daarbij elementen van de kritiek aangrijpen voor zelfreflectie en innovatie? Of moet de sector juist haar eigen boodschap versterken en bekrachtigen met een toegankelijke, effectieve retoriek?
Hoewel dit politieke vragen zijn die politieke antwoorden behoeven, zijn het ook vragen die vragen om een beter begrip van het debat. Dit onderzoek probeert een bijdrage te leveren aan dit begrip door het huidige ontwikkelingssamenwerking debat in perspectief te plaatsen. Het huidige ontwikkelingssamenwerking debat wordt vergeleken met het debat over de verzorgingsstaat zoals dat de afgelopen drie decennia gevoerd is. Daarbij staat allereerst de vraag centraal welke overeenkomsten en verschillen er bestaan tussen beide debatten. In dit onderzoek kom ik tot de conclusie dat er opvallende overeenkomsten bestaan met betrekking tot de kritiekpunten die in het debat geuit worden. Drie kritiekpunten die in het verzorgingsstaatdebat een centrale rol hebben gespeeld als typerende, veel voorkomende kritiekpunten, zijn in vergelijkbare vorm zichtbaar in het ontwikkelingssamenwerking debat. Voor twee andere kritiekpunten is de gesignaleerde parallellie meer beperkt, maar wel zichtbaar. Al met al kan geconcludeerd worden dat ontwikkelingssamenwerking in het kritische debat langs grotendeels vergelijkbare kritiekpunten ter discussie wordt gesteld als de verzorgingsstaat.
Ook op andere punten blijken er bijzondere overeenkomsten te bestaan. Op de vraag, wat er qua definitie nou eigenlijk ter discussie staat in beide debatten, wordt voor zowel de verzorgingsstaat als ontwikkelingssamenwerking geconcludeerd dat het om brede beleidsconcepten gaat die een samenhang creëren in uiteenlopende beleidsactiviteiten en legitimeren dat de overheid actief zou moeten ingrijpen op terreinen die niet tot de vanzelfsprekende terreinen van overheidszorg behoren. In beide gevallen is de veronderstelling dat de overheid op deze terreinen een zinvolle rol kan vervullen, of volgens de critici juist niet kan vervullen, cruciaal voor de legitimiteit.
Qua verloop blijkt dat het ontwikkelingssamenwerking debat zoals dat zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, belangrijke overeenkomsten heeft met de manier waarop het verzorgingsstaatdebat zich in eerste instantie ontwikkeld heeft. In beide gevallen is er sprake van een debat waarin de critici het staande beleid aan de hand van fundamentele, ongenuanceerde en generaliserende kritiek ter discussie stellen en waarin het dientengevolge beleidsterrein onderwerp wordt van een breed maatschappelijk debat.
De conclusie dat beide debatten belangrijke overeenkomsten delen biedt de basis voor de tweede vraag van dit onderzoek, namelijk welke aanknopingspunten dit biedt voor de omgang met het ontwikkelingssamenwerkingsdebat. Ten eerste wordt daarbij geconcludeerd dat de kritiek op ontwikkelingssamenwerking niet uitzonderlijk is of specifiek tegen ontwikkelingssamenwerking gericht is. In plaats daarvan wordt geconcludeerd dat de kritiekpunten die de critici aansnijden grotendeels aansluiten bij de kritiekpunten van een ander groot en invloedrijk debat. Het ontwikkelingssamenwerking debat weerspiegelt in dit verband juist bredere politieke vraagstukken. In de conclusies wordt bekeken hoe het ontwikkelingssamenwerking beleid vanuit dit referentiekader gepositioneerd kan worden, namelijk als beleidsterrein tussen twee vuren, als beleidsterrein tussen desillusie en solidariteit.
Het feit dat de ontwikkelingen in het huidige ontwikkelingssamenwerking debat qua verloop overeenkomen met de eerste fase van het verzorgingsstaatdebat wordt in dit onderzoek als basis gebruikt om te bekijken welke lessen het verzorgingsstaatdebat als scenario biedt voor de omgang met het ontwikkelingssamenwerking debat. Ten eerste komt daaruit naar voren dat het ongenuanceerde, generaliserende en fundamentele karakter van de kritiek niet moet leiden tot een onderschatting van de mogelijk consequenties van die kritiek. Het scenario van het verzorgingsstaatdebat wordt gebruikt om te laten zien hoe dergelijke kritiek met voldoende maatschappelijke weerklank mogelijk kan leiden tot een legitimiteitscrisis van het staande beleid. Het scenario wordt verder gebruikt om te kijken naar de mogelijkheden om met een doelgerichte beleidsrespons het vertrouwen in het beleid te herwinnen. Daarbij valt op dat een beleidsrespons die inhoudelijk tegemoet komt aan de in het debat gesignaleerde problemen door het publiek helemaal niet zo als zodanig herkend hoeft te worden en juist aanleiding kan geven tot een nieuw debat. In de beleidsrespons op het verzorgingsstaatdebat blijkt daarbij de vervreemding ten opzichte van de specialistische, bestuurskundig-beheersmatige terminologie waarin de beleidsrespons geformuleerd werd een belangrijke rol te spelen.
Ten slotte worden de overeenkomsten tussen beide debatten gebruikt om te bekijken welke lessen uit de beleidsrespons op het verzorgingsstaatdebat getrokken kunnen worden voor de beleidsrespons op het ontwikkelingssamenwerkingsdebat. Hier worden verschillende responsmogelijkheden onderscheiden en toegelicht. Met name de toepasbaarheid van de hervorming van de verzorgingsstaat tot sociale investeringsstaat wordt daarbij verder uitgediept als basis voor een nieuw sociaal contract voor de hulprelatie.