Ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal bij amateurverenigingen; ruimte geven en aanmodderen is niet genoeg.
Summary
Er heerst een positief beeld over de toename van het meiden- en vrouwenvoetbal in Nederland (KNVB, 2021d). Echter, het is de vraag of amateurverenigingen in staat zijn om de ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal structureel door te vertalen in de organisatie. Het doel van dit kwalitatieve onderzoek is om nieuwe inzichten te verkrijgen over institutionele veranderingen en het managen van de ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal bij amateur voetbalverenigingen. Het onderzoek geeft antwoord op de hoofdvraag: Hoe reageren voetbalverenigingen op de ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal en gerelateerde institutionele interventies en hoe verhoudt zich dit tot KNVB veranderprogramma’s?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er eerst een literatuurstudie gedaan naar institutionele veranderingen omtrent meer meiden en vrouwen bij een sportorganisatie om te onderzoeken welke factoren van invloed zijn op een voetbalvereniging. De literatuurstudie bracht naar voren dat de voetbalvereniging als institutie kan de-institutionaliseren door institutionele interventies. De visie van Fahlén en Stenling (2019) is dat institutionele verandering bij sportorganisatie veelal ontstaan uit een probleem-oplossing benadering (mundane muddling through). Literatuur van Spaaij et al. (2019) stelt dat institutional entrepreneurs een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van diversiteit in sportorganisaties en dat diversiteit nog niet altijd terug te zien is in de doorvertaling in de organisatie. Voor de ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal blijkt dat de factoren van Cunningham (2007) kunnen bijdragen aan de ontwikkeling, namelijk; veranderteams, educatie, management steun en systematische integratie.
Na de literatuurstudie is bij vijf amateurverenigingen empirisch onderzoek uitgevoerd middels semigestructureerde interviews. Hieruit is gebleken dat er een aanzienlijk verschil is in het proces van de ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal bij de verenigingen. Bij drie verenigingen heeft de ontwikkeling ervoor gezorgd dat het aantal voetballende meiden- en vrouwen is toegenomen, bij een andere vereniging is het aantal seniorenteams afgenomen en weer een andere vereniging kan op het moment geen geschikte plek bieden voor meiden- en vrouwenvoetbal. Daarnaast bleek dat het zwaartepunt tijdens het ontwikkelproces heeft gelegen bij de capaciteiten van bepaalde institutional entrepreneurs en de informele organisatie. Vanuit het congruentiemodel van Nadler en Tushman (1997) gezien bracht dit naar voren dat er in de organisatie een disbalans is in de organisatie omdat er weinig is vastgelegd in de formele organisatie en de dagelijkse (werk) taken van leden. Ook is het ontwikkelproces geanalyseerd vanuit het verandermodel van Lewin (Burnes, 2004). Het onderzoek heeft aangetoond dat meiden en vrouwen zich eerst binnen de vereniging hebben moeten profileren door middel van aandacht en zichtbaarheid om zo een toegevoegde waarde binnen de vereniging te tonen. Hierbij werd veel zelfredzaamheid van de institutional entrepreneurs en speelsters gevraagd. Na het profileren kon het meiden- en vrouwenvoetbal groeien en is er meer specifiek gekeken wat er nodig is voor het meiden- en vrouwenvoetbal. Het beleid voor meiden- en vrouwenvoetbal kon vervolgens geïntegreerd worden in inclusief beleid voor de gehele vereniging.
Het is gebleken dat verenigingen hoofdzakelijk hebben gehandeld vanuit een alledaags probleem-oplossing benadering. Echter, volgens respondenten is het proces wel stap voor stap aan te pakken en daarom (deels) planmatig in te richten. Dit sluit aan bij de KNVB veranderprogramma’s die de verenigingen hierin planmatig kunnen ondersteunen door rekening te houden met de specifieke context van een vereniging. Dit moet ervoor zorgen dat de positieve ontwikkeling van het meiden- en vrouwenvoetbal niet ten onder gaat door vereni