Een gedeelde visie: een stem voor iedereen?
Summary
De netwerksamenwerking van het sociaal domein Drechtsteden, met onder andere de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en de Drechtstedengemeenten als stakeholders, werkt vanaf begin 2022 vanuit een nieuwe gemeenschappelijke regeling. Waar het bevoegd gezag over beleid voorheen bij een gemeenschappelijke Drechtraad lag, ligt dit vanaf 1 januari bij de gemeenteraden zelf (Drechtsteden, 2021b, p. 2). Dit is opvallend, omdat de Drechtraad in 2019 instemde met een regionale visie waarin de inwoner centraal gesteld wordt, iets wat intensieve samenwerking vergt (sociaal domein Drechtsteden, 2019). Gemeenteraden ervoeren echter dat zij onvoldoende konden sturen op de beoogde doelen in het sociaal domein, wat resulteerde in de wens naar lokale sturing (Drechtsteden, 2021a, p. 3). Volgens de literatuur zou een gedeelde visie de doelstellingen van stakeholders echter moeten samenbrengen (Ansell & Gash, 2008; Emerson & Nabatchi, 2015). Deze tegenstelling tussen theorie en praktijk heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: Op welke manier draagt een gedeelde visie bij aan de netwerksamenwerking tussen de Sociale Dienst Drechtsteden en de Drechtstedengemeenten?
Deze onderzoeksvraag is beantwoord middels een documentenanalyse en interviews met ambtenaren van de SDD en gemeenten. Hieruit blijkt dat een gedeelde visie kan dienen als rode draad en dat deze kan bijdragen aan de samenwerking wanneer die gekoppeld zou worden aan de uitvoering. Daarnaast blijkt dat een gedeelde visie alleen van waarde is wanneer deze ook wordt ervaren als gedeeld. Dit is niet het geval bij de regionale visie, die vooral wordt gezien als een visie van de SDD. Er werd al jarenlang afstand ervaren tussen de stakeholders en daarnaast voelden gemeenteraden zich niet gehoord. Er was sprake van een disbalans van macht en middelen, en een gebrek aan participatieve inclusiviteit en procestransparantie. De sturende leiderschapsrol van de SDD heeft dit verder versterkt: in deze rol heeft de SDD onvoldoende ingezet op het faciliteren van deze aspecten.
De bevindingen laten zien dat een gedeelde visie alleen kan bijdragen aan netwerksamenwerking wanneer er voldoende aandacht is voor deze onderdelen, omdat de visie anders als illegitiem wordt ervaren. In dat geval werkt een gedeelde visie averechts en belemmert deze de samenwerking: stakeholders gaan op zoek naar andere manieren om hun doelen te behalen. De tijd en energie die in het proces van een gedeelde visie zijn gestoken, hadden beter besteed kunnen worden aan het bevorderen van de positie van minder machtige stakeholders en het ontwikkelen van een inclusief en transparant collaboratief proces. De netwerksamenwerking wordt op basis van deze bevindingen aanbevolen om één of meerdere facilitair leiders van buitenaf aan te stellen met de opdracht extra aandacht te besteden aan macht/middelen ongelijkheden, participatieve inclusiviteit en procestransparantie. Daarnaast wordt de SDD aanbevolen om gemeenten beter te betrekken bij het werk dat zij doen en de keuzemogelijkheden in het sociaal domein.
Bij toepassing van deze bevindingen moet er rekening worden gehouden met drie beperkingen van het onderzoek die maken dat resultaten niet blindelings overdraagbaar zijn. Allereerst is de onderzochte casus een zeer unieke netwerksamenwerking vanwege de getrapte volksvertegenwoordiging in de Drechtraad. Ten tweede kan de transitie naar een nieuwe gemeenschappelijke regeling niet volledig worden gevangen in de beperkte omvang van dit onderzoek. Tot slot is het aantal respondenten beperkt, zijn er vooral beleidsambtenaren geïnterviewd en geen gemeenteraadsleden of bestuurders, en beperkt het onderzoek zich tot de SDD en gemeenten en zijn andere stakeholders in de netwerksamenwerking niet onderzocht. Een suggestie is om te onderzoeken hoe andere stakeholders de macht/middelen ongelijkheden of participatieve inclusiviteit ervaren.