''Ge voelt 't of ge voelt 't nie''
Summary
Het nationale identiteitsdebat staat in Nederland de laatste jaren hoog op de maatschappelijke
agenda. Hoe sterker de wereld globaliseert en hoe cultureel diverser de Nederlandse samenleving
wordt, hoe meer er gezocht wordt naar een identiteit die het nationale onderscheidt van het globale
(’t Hart, 2017; De Hart & Versantvoort, 2019). Naarmate de aandacht voor het nationale groeit gaat
de regio zich ook proberen te onderscheiden (’t Hart, 2017; De Hart, 2019; Vermeij & Schyns, 2019;
Tiemeijer, 2021). Desondanks krijgt de regio opvallend weinig ruimte in het identiteitsdebat.
Onderhavig onderzoek geeft de regio zijn welverdiende aandacht door op basis van straatinterviews
en focusgroepen de constructie van de Bossche identiteit in kaart te brengen. Hiermee wordt
tegelijkertijd de toepasbaarheid van algemene theorieën over (nationale) identiteitsconstructie getest
in een regionale context. Onderhavig onderzoek legt de focus op jongvolwassen respondenten omdat
zij opgegroeid zijn in een periode waarin regionale identiteit weer terrein heeft gewonnen (’t Hart,
2017). Bovendien hebben zij enkel de geglobaliseerde wereld als referentiekader en kunnen zij
daardoor reflecteren op hedendaagse identiteitsconstructie zonder deze met vroeger te vergelijken
(De Vries & Hoffman, 2016).
Uit onderhavig onderzoek is gebleken dat de respondenten liever niet spreken over dé Bossche
identiteit, al beschrijven ze de Bosschenaren wel als een heterogeen collectief waar zij deel van
uitmaken. Wat dit heterogeen collectief, ofwel deze ingroup, verbindt wordt enerzijds gerelateerd aan
karakteriseringen en anderzijds aan verdichtingssymbolen. Dit komt overeen met de factoren die de
literatuur beschrijft in relatie tot (nationale) identiteitsconstructie. Het feit dat de uitkomsten van het
onderzoek veelal overeenkomen met de literatuur is opvallend aangezien het merendeel van de
literatuur spreekt over identiteit en identiteitsconstructie in algemene of nationale zin. Deze
vaststelling roept nieuwe, interessante vragen op die verder onderzoek behoeven. Als laatste
impliceren de uitkomsten van het onderzoek dat regionale identiteit sterker aanwezig is bij de
jongvolwassen respondenten dan hun nationale identiteit. In het nationale identiteitsdebat is een
prominente plek voor de regio dan ook niet misstaand.
De resultaten van het onderzoek behoeven echter een kanttekening aangezien de
respondenten geworven zijn uit het eigen netwerk. Het feit dat de respondenten uit een veelal zelfde
hoek van de populatie kwamen vraagt om een zorgvuldige blik op de data en het bewustzijn dat de
data niet te generaliseren is voor alle Bosschenaren. Toekomstig onderzoek zou kunnen voortbouwen
op de notie dat algemene theorieën over (nationale) identiteitsconstructie zich staande houden in
kleinere contexten en ditzelfde fenomeen testen in nog kleinere contexten, zoals bijvoorbeeld de
gevoelde identiteit van een bedrijf of generatie.