Investeren in duurzame inzetbaarheid: mutual gains of conflicting outcomes
Summary
Inleiding: Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat duurzame inzetbaarheid van steeds groter belang wordt voor werkgevers en werknemers. Tot op heden is nog weinig wetenschappelijk bewijs of investeringen in duurzame inzetbaarheid daadwerkelijk wat opleveren voor werkgever en werknemer, en of dit wel zo positief is voor beide partijen als wordt verondersteld. Dit onderzoek achterhaalt daarom hoe managementondersteuning is gerelateerd aan duurzame inzetbaarheid, en hoe dit van invloed is op uitkomsten voor zowel de werkgever (extra-role gedrag, in-role gedrag en vertrekintentie) als de werknemer (psychische klachten en werktevredenheid). Aan de hand hiervan is getoetst of er een trade-off plaatsvindt tussen organisatie- en medewerkers-uitkomsten. Vervolgens is nagegaan welke van de twee concurrerende perspectieven uit de HR literatuur, het mutual gains perspectief of het conflicting outcomes perspectief, het meest van toepassing is.
Methode: Het onderzoek is cross-sectioneel van aard en de data zijn verzameld door een online vragenlijst uit te zetten onder medewerkers van een Nederlandse universiteit (N = 1050). Uit de confirmatieve factoranalyse is gebleken dat duurzame inzetbaarheid het beste opgedeeld kon worden in up-to-date expertise, bereidheid tot verandering, interne en externe loopbaanverwachtingen.
Resultaten: Managementondersteuning hangt, via duurzame inzetbaarheid, positief samen met extra-role gedrag, in-role gedrag en werktevredenheid, en negatief samen met de vertrekintentie en psychische klachten. De resultaten toonden aan dat up-to-date expertise, interne en externe loopbaanverwachtingen verantwoordelijk zijn voor een gedeeltelijke mediatie in de relatie tussen managementondersteuning en de verschillende uitkomsten. Bereidheid tot verandering bleek ongerelateerd aan managementondersteuning. Vanwege negatieve directe effecten van managementondersteuning op extra-role gedrag en in-role gedrag, werden de positieve indirecte effecten van duurzame inzetbaarheid op extra-role gedrag en in-role gedrag tenietgedaan. Dit maakt dat het investeren in duurzame inzetbaarheid leidt tot mutual gains, maar dat er voornamelijk winst is voor de werknemer.
Conclusie en discussie: Het onderzoek vindt bewijs voor het mutual gains perspectief, en biedt hiermee ondersteuning voor de social exchange theorie en de conservation of resources theorie. Ondanks dat het investeren in duurzame inzetbaarheid leidt tot positieve gevolgen voor de werknemer en de werkgever, kan het conflicting outcomes perspectief niet volledig worden afgeschreven.